Ongelijk, stinkend en rijk Grafzerken in de Walburgiskerk Louis Peeters R en er is een inventarisatie uit 1934 van alle toen aanwezige zerken door Muschart.1 Daarnaast ge ven de archieven van de kerkmeesters vanaf de 16e eeuw een interessant en vaak gedetailleerd kijkje achter de schermen. Begraven in de kerk Met de bouw van de eerste kerken ontstond ook de behoefte om daarin te begraven. In eerste in stantie ging het om geestelijken die aan de kerk verbonden waren geweest. De oudste zerken zijn daarom priesterzerken, vaak voorzien van een kelk, hét symbool van de priesterlijke waar digheid. De oudste zerk waarop een jaartal is ver meld, is die van vicaris Johan Miert uit 1416. Nu zijn er nog ca. 20 priesterzerken te vinden in de kerk. Vanaf begin 16e eeuw eisten ook voorname burgers hun plek op. De stedelijke elite onder steunde de kerk financieel bij verbouwingen, uitbreiding of door het stichten van een altaar. Door deze schenkingen kreeg de kerk verplich tingen aan zijn weldoeners. Zij konden uitein delijk ook een eigen graf kopen en zo de eigen naam, status en die van de familie vastleggen Sinds Karel de Grote in het jaar 785 de ‘heidense gewoonte’ van lijkverbranding verbood en het begraven verplicht werd, begroef men in onze streken de doden binnen de gemeen schap, op gewijde begraafplaatsen, meestal naast parochiale kerken. Dat was in Zutphen niet anders. Vanaf de 11e eeuw in en rond de Walburgiskerk en vanaf 1300 bij de Nieuwstads- kerk. Daarnaast werd er ook begraven bij de kloosters zoals de Broederenkerk, Isendoorn- klooster, Heer Hendrikshuis en Agnietenklooster. Daar werden eerst alleen kloosterlingen begraven, maar later ook voorname inwoners die hun zielenheil beter gewaarborgd vonden de Walburgiskerk op die locatie. Dat gaf soms de nodige onenigheid tussen de deken van de Walburgiskerk en de abten van de kloosters. De inhoud van deze bijdrage is niet alleen gebaseerd op bronnen uit Zutphen, maar ook op bevindingen bij onder andere de Grote Kerk te Alkmaar en de St. Jan in Den Bosch. De stijlontwikkeling van zerken en de rol van de reformatie, blijken een algemeen voorkomend beeld te vertonen. e overgrote meerderheid van de bevolking van Zut- phen kreeg na hun overlij den een plaats op het kerk hof aan de noordoostzijde van de Walburgiskerk. Het kerkhof telde bijna 700 genummerde graven. Wanneer daar overbevolking dreigde, werden beenderen opgegraven en bijgezet in het kne kelhuisje dat aan de zuidkant van de kerk stond. In 1566 kreeg ‘Johan de dootgraver’ opdracht om het huisje leeg te maken en de beenderen naar een hol gedeelte van de stadsmuur te brengen. Het begraven in en rond de kerk duurde tot 1829, toen werd begraven binnen de stad bij Ko ninklijk Besluit verboden. Omdat de nieuwe be graafplaats buiten de stad nog niet gereed was werd er nog veel dispensatie gegeven. De jongst gedateerde steen in de kerk is uit 1825. Tot onge veer 1840 werden overledenen nog wel in de 26 aanwezige familiekelders van de Walburgiskerk bijgezet. Het begraven in en rond de Walburgiskerk is redelijk goed gedocumenteerd. Er is een graven- kaart uit 1681, er zijn registers vanaf de 18e eeuw is actief als stadsgids, en als gids in de Walburgiskerk en de Librije. Hij heeft tijdens de coronatijd de ruim 250 grafzerken en 26 grafkelders in in Zutphen geïnventariseerd, gedocumenteerd en gefotografeerd. ZUTPHEN 13 2023 1

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2023 | | pagina 13