Jo Engelberts en haar Jonkvrouwe Rhétia Van de bijna vergeten schrijvende twee ling Engelberts kreeg Frauck (1880-1929) nog de meeste aandacht. Haar minder op de voorgrond tredende zus Jo (1880-1953) voltooide op zeventienjarige leeftijd al een heuse roman, aldus een onlangs opgedoken manuscript, opgedragen aan een nicht. Een opzetje voor haar latere werk? Ignatia Lubeley In 1904 debuteerde Johanna Engelberts onder het pseudoniem Ignatia Lubeley - samengesteld uit de doopnaam van een van haar voorouders en de graafschapsnaam Lubeley (Bentheim) - in Onze Eeuw met de historische novelle Babette. In daaropvolgende jaargangen volgden andere ver halen, waaronder ‘Werkelijkheid’ (1905), ‘“Une Demoiselle” uit de achttiende eeuw’ (1907) en ‘De geschiedenis van Caroline von Widel’ (1910). Ook e t vele andere schrijvers en schrijfsters onderging Jo Engel berts het lot van de vergetelheid: bejubeld in haar tijd, snel na haar dood vergeten. Als Johanna Ignatia Daniela Anna Engelberts werd ze op 19 mei 1880 te Vorden ge boren als dochter van Anna Jacoba Nepveu (1844 1904) en de jurist Derck Engelberts (1852-1913). Haar eeneiige tweelingzus Frauck Juliana Geer- truida Wilhelmina Constantina was als schrijf ster onder het pseudoniem L.E. - Lite Engel berts - bekender geworden, maar ze verdween ten slotte ook in het literaire schemerduister. Een enkeling houdt haar en haar werk nog op de been.1 De zussen groeiden met twee broers op in een beschermd en comfortabel milieu, eerst in Vor- den, later in Zutphen in een groot huis in de Pe likaanstraat met koetshuis tegenover de thee handel. De kinderen kregen onder meer les van de Zwitserse gouvernante Jeanne Elise Roberti (1837-?), die hen meer Frans dan Nederlands on derwees. Daarom bracht een lokale huisonder wijzer de zussen enkele keren per week Neder lands bij. Op hun twaalfde plaatsten de ouders de tweeling op de meisjeskostschool Welgelegen te Warnsveld van de directeur Cornélie Alida de Puy (1836-1907) en haar zus Alida Jacoba (ov. 1918), het hoofd van de huishouding. De dagleerlingen gingen te voet naar school, vergezeld door een pieter van ‘vrouwtje’ met een kar waarin de schooltassen Wissing van de tweeling lagen. Eens per week nodigden de ouders twaalf ‘internen’ te dineren uit, die met een koets werden opgehaald en weer naar huis gebracht.2 cc O ZUTPHEN 103 2022 4 Pieter van Wissing voltooide in 1984 zijn studie Nederlandse Taal- en Letterkunde in Amsterdam (UVA). In 2003 promoveerde hij te Nijmegen op een pershistorisch onderwerp. Tussen 1984 en 2006 werkte hij als hoger archiefambtenaar bij de Rijksarchiefdienst en de archiefdiensten te Zutphen en Nijmegen. Hij publiceert over achttiende-eeuwse (politiek-)literaire en andere onderwerpen. De beide schrijfsters omstreeks 1896, links Lite (Frauck), rechts Jo Engelberts.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2022 | | pagina 7