thuisgekomen is niet bekend. Er zijn geen mel
dingen van officiële verwelkomingen, feestelijk
heden of dergelijke. Ook weten we niet of Haack
en Ten Behm al die tijd onafgebroken in Maas
tricht zijn geweest. Twee Arnhemse gijzelaars,
die ook in Maastricht vastzaten, zijn eerst over
gebracht naar Besan^on en daarna naar Straats
burg, voordat ze eindelijk in de loop van 1677
naar huis mochten.10
Op 12 februari 1676 lijken Haack en Ten Behm
in Zutphen te zijn. Op die dag namelijk dienen
‘de ostagiers’ bij het stadsbestuur hun eis in tot
vergoeding van “schaede en interesse ten tijde
van haer toedieusen gevanckenisse” geleden.
Weliswaar worden deze ostagiers niet met name
genoemd, maar dat het om Haack en Ten Behm
gaat kan afgeleid worden uit de kwalificatie “toe-
dieus” ergerniswekkend door langdurigheid;
vgl. Eng. tedious) van hun gevangenschap. De
overige tien Zutphense gijzelaars zaten immers
per saldo slechts enkele weken vast in Grave; bo
vendien lag dat voor hen inmiddels alweer ruim
anderhalf jaar terug. Hoe Haack en Ten Behm li
chamelijk en geestelijk hun bijna twee jaar du
rende detentie als gijzelaar van Lodewijk XIV
- met gebrek aan voedsel en andere levensbe
hoeften, slechte huisvesting, bedreigingen, on
zekerheid, uitzichtloosheid - hebben doorstaan,
komen we niet te weten.
Johan ten Behm is in 1676 opnieuw geïnstal
leerd als kerkmeester. Vermoedelijk is hij kort
daarna overleden, want in 1677 wordt ‘voor wij
len J. ten Behm’ Gerrit Cremer als kerkmeester
aangesteld.11 Ook Johan Baptista Haack pakt
spoedig zijn oude beroep weer op. Op 19 april
1676 benoemt het stadsbestuur hem als compro-
missaris in een geschil over een voogdijkwestie.
Haack overlijdt omstreeks 1700. B
2.
Bronnen en literatuur
- Alle resoluties van het stadsbestuur waarnaar in
dit artikel verwezen wordt staan (tenzij anders ver
meld) in het memorie- en resolutieboek 1674-1677:
RAZ, archiefnr. 0001, inv.nr. 0020. Op de volgende
data wordt de kwestie vermeld:
1674: 11 en 20 april /3, 14 en 20 augustus /1 en 25 sep
tember /10 oktober /16 november.
1675: 2 juli.
1676: 6 en 12 februari /19 april.
ZUTPHEN 115
2022 4
Stadhouder
Willem III (1650
1702). Schilderij
(manier van)
Willem Wissing,
omstreeks 1680
1710.
Noten
I. Over deze familie Haack (ook geschreven als Haak,
Haeck e.d.) werd eerder in dit tijdschrift gepubli
ceerd door Jan Frings (Zutphen 2017-3) en Willem
Frijhoff (Zutphen 2018-2).
Overal waar de Fransen hun bezetting opgaven
werden gijzelaars meegenomen.
3. De andere elf zijn de raadsvrienden Diederik v.d.
Wall en Adriaan Valck, kerkmeester Johan ten
Behm, landschrijver Johan van Essen, secretaris
Barthold van Diemen, dr. Lanssink, Willem Valck,
Fredericus Roeloffsen, Johan Coelman, Peter van
Sontsfelt en Hendrick Worm.
4. RAZ, archiefnr. 0001, inv.nr. 2086 (kwitanties 24 mei
en 23 juni 1674).
5. Ibidem (brief Rabenhaupt).
6. res. 14 aug. 1674; brief is niet aangetroffen.
7. RAZ, archiefnr. 0144 (Particuliere stukken), inv.nr.
0246.
8. RAZ, archiefnr. 0001, inv.nrs. 2086 en 402-404.
9. L. Silvius, Historiën onses tijds, behelzende Saken van
Staat en Oorlog... etc. (Amsterdam 1685). Geraad
pleegd op Google Books.
10. Menno Potjer, ‘Johan Ribbius, gegijzeld door de
Fransen (1674)’, in Arnhems Historisch Tijdschrift,
jrg.32, nr.3, 2012.
II. RAZ, archiefnr. 0001, inv.nr. 0112: Repertoria M&R
(res. 23 febr. 1677).