B-'
ven. De eerste vermelding is op 14 augustus 1674,
de laatste van 21 mei 1675. Al deze brieven lijken
niet bewaard. In het dossier ‘ostagiers’ van het
Oud-archief Zutphen en in de stadscorrespon
dentie van de jaren 1674-1676 zijn ze in ieder ge
val niet.8 Ook de (afschriften van) brieven van
het stadsbestuur aan de gijzelaars zijn er niet. Er
lijkt maar één brief van Haack uit zijn detentie
in Maastricht bewaard gebleven. Dat is de brief
van 21 augustus 1674 aan zijn vrouw. Ongetwij
feld heeft Haack veel vaker naar huis geschreven.
Naar zijn vrouw, naar familieleden, naar vrien
den van wie hij hulp hoopte te krijgen. Maar ook
die brieven kennen we niet. Hetzelfde geldt voor
brieven die kerkmeester Ten Behm vanuit zijn
detentie naar huis schreef.
Fagel wordt boos
Eind augustus eisen de vrouwen, kinderen, ver
wanten en vrienden van de ostagiers opnieuw
overmaking van het losgeld. Weer weet het
stadsbestuur niets anders dan een brief aan
raadpensionaris Fagel te sturen, waarin ook de
onrust veroorzaakt door de ostagiersfamilies
vermeld wordt.
Ruim een maand later gaan regenten Ten
Broeck en Van Winshem naar het leger voor Gra
ve om met Fagel persoonlijk de ostagierskwestie
te bespreken. De raadpensionaris blijkt volstrekt
niet genegen Zutphen tegemoet te komen. Hij
toont zich “quaelijck te vreden” en vraagt zich
af wat voor bestuurders dat zijn die de ostagier-
vrouwen en hun aanhang niet de baas kunnen.
Ook merkt hij sarcastisch op dat de Zutphena-
ren blijkbaar ruim in het geld zitten en dat ze er
nogal makkelijk afstand van doen. Fagel belooft
dat ze dat bij toekomstige belastingmaatregelen
nog wel zullen merken - zo rapporteren Wins
hem en Ten Broeck bij thuiskomst. Verder wijst
Fagel nog eens op het uitdrukkelijke verbod van
stadhouder Willem III om geld over te maken
aan de vijanden van de Staat. Mocht dat achter
de rug van de prins om toch gebeuren, aldus Fa-
gel, dan zullen Zutphense gijzelaars - na inname
van de stad - niet vrij komen, maar langer wor
den vastgehouden. Fagel voegt er aan toe dat ze
het zelf maar bij de prins moeten navragen als
ze hem, Fagel, niet geloven. Dat doen Winshem
Z
O
o
ZüTPHEN 113
2022 4
z
O
2
-■if JQ-
Slot van de brief van dr. Haack aan zijn vrouw
Geertruijt Rijcken, 21 augustus 1674.
Caspar Fagel (1634-1688), raadpensionaris van
Holland. Schilderij door Johannes Vollevens.
y ^2 ■A'*'
C-Jk v™-