Dood kind Een mysterieuze dood in 1648 Rob Kammelar Jammerlijk vermoord De karige feiten dan maar, zoals die opgetekend zijn. Op woensdag 20 september 1648 zijn Hans Haen, soldaat onder de majoor Cromwell, en Jan Roeloffs Wortelman1 bezig buiten de stad in de buurt van de Nieuwstadspoort. Aan de Berkel - hier ook het Olde Diep genoemd - bij de Praester Camp vinden ze het levenloze lichaam van een kind. Ze besluiten het binnen de stad te brengen. Het stadsbestuur laat het lichaam onderzoeken door stadschirurgijn Thomas Partau. Die con stateert dat het hoofdje is ‘ingedrukt’ en dat het kind vermoord moet zijn. ‘Jammerlijk vermoord’ schrijft de stadsklerk van dienst, waarbij niet duidelijk is of hij daarbij de chirurgijn citeert of dat dat ‘jammerlijk’ een geëmotioneerde toevoe ging van hem zelf is. Na afloop van zijn onder zoek drinkt Thomas Partau met enkele stadsdie naren twee kannen wijn op kosten van de stad. En daar komen de vragen al. Behalve het ver melde letsel wordt er geen enkele bijzonderheid over het dode kind vermeld. Was het een jon gen of een meisje? Hoe oud was het ongeveer? Was het nog een zuigeling of al een dreumes of een peuter? Was het gekleed of ongekleed? Pri vacywetgeving bestond nog niet, maar de bron nen zwijgen hardnekkig over dit alles. Posten in stadsrekeningen zijn meestal kort en nog al za kelijk geformuleerd en ook de memorie- en re solutieboeken van de magistraat lopen niet over van gedetailleerdheid, maar de aangetroffen in formatie over dit dode kind is wel heel schraal. ten. Integendeel, er kwamen steeds meer vragen op, die grotendeels onbeantwoord zullen blij ven. Onderzoek doen in oude documenten naar welk onderwerp dan ook is vaak een kwestie van lange adem. Onvermijdelijk levert het stugge doorspitten ook bijvangsten op. Die zijn soms te bijzonder om te negeren. Zoals het treurige verhaal van het dode kind, dat ik tegenkwam bij het doorwerken van zeventiende-eeuwse stadsrekeningen op zoek naar Zutphense boek drukkers. yiy- neens stond het daar. In de overrentmeesters- rekening van het jaar 1648. Tussen een beta ling aan Joost Jochums, glazenmaker te Doe- tinchem, en een post over het pachten van de kraan en het weidegeld door Christophell Mol- lenschott en Garrit Worm: ‘Die twee luijden, so een kint buijten die Nijstadts poorte, bij die Bar- kell gevonden, twelck omgebracht is, ende dat sie tselve binnen gebracht hebben, gegeven elck 2 goltgulden.’ Dat verwacht je niet in een stadsrekening. Een dood kind. Omgebracht nog wel. En het jaar 1648 had eerst nog wel zo’n positieve wen ding genomen. Er was een einde gekomen aan de oorlog met de koning van Spanje. Na 80 jaren van krijgsgeweld, waarvan Zutphen haar portie ruimschoots had meegekregen, eindelijk vre de. In mei was het plakkaat van de vrede in het Wijnhuis afgekondigd en was er in Zutphen een dank-, vast- en bededag gehouden. En nu dan dat dode kind. Het raakte mij, toen ik het las. En het maakte me nieuwsgierig. Ik be sloot nog wat verder te zoeken, ook in andere bronnen. Veel meer kwam ik echter niet te we- fa! 74 ZUTPHEN 2022 3 Rob Kammelar (*1944) is redacteur van ZUTPHEN en daarnaast vrijwilliger bij het Regionaal Archief Zutphen. Bij het ordenen en beschrijven van nog niet of slecht ontsloten archieven treft hij zo nu en dan verrassende documenten aan. Tekstfragment uit de overrent- meestersrekening <B 1648, waarin de vondst van het dode kind wordt vermeld. git- fa tCffa- (fa g i

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2022 | | pagina 10