■'Kfrit. wm ken naar Suriname om 'in zaken' te gaan. Over de aard van die zaken komen we echter niet veel te weten.9 In 1825 werd hij benoemd tot 'Kom- mandant en Chef' van de schutterij van Parama ribo met de rang van luitenant-kolonel. Hij was toen al lid van het Hof van Civiele Justitie in Suriname. 10 Na het overlijden van zijn echtge note in 1813 liet Brunings een boedelbeschrij ving opmaken van hun gemeenschappelijke be- zittingen.11 Het document bevat een zes kantjes foliolan- ge opsomming van meubels, kleding, sieraden, serviesgoed, tapijten, ledikanten, beddengoed enzovoort, enzovoort, in bonte volgorde, soms in detail beschreven. De geschatte waarde van di verse posten varieert van 0,- ('een partij oude rommelarij') tot 1000,- ('een groote spiegel met vergulde lijsten'). Het meest opvallend is de laat ste post van de lijst: De volgende slaaven Een negerin genaamd Santje, oud en afgeleefd 250,- Een dito genaamd Cornelia 3000,- Enigszins bekomen van de gêne na het lezen van deze laconieke vermelding, hebben we intussen enkele zaken geleerd: slaven behoorden - net als huisraad - tot de inventaris, waren in zakelijk- financieel opzicht kostbare goederen, waarvan echter de waarde snel kelderde bij ouderdom en gebreken. Brunings, de 'eigenaar' van deze slaven, werd in 1826 benoemd tot arbiter in het Gemengd - - - - - ZkS - - - - 'mm. Gerechtshof ter Beteugeling van de Slavenhan del. Dit Hof was ingesteld nadat in 1818 Neder land en Engeland bij verdrag waren overeenge komen de trans-Atlantische slavenhandel voor Nederlandse en Britse schepen te verbieden. Door onwil en onmacht - er was veel tegenwer king van plantage-eigenaren in Suriname - had dit Hof nauwelijks invloed. Het werd omstreeks 1845 ontbonden. Tijdens zijn bestaan heeft het slechts één Nederlands schip veroordeeld.12 Nadat Brunings was hertrouwd, keerde hij in 1828 terug naar Nederland en vestigde zich met zijn gezin in Voorst. Hij werd door koning Wil lem I benoemd tot Plaatselijk Commandant van Zutphen en ook tot militiecommissaris. Hij overleed in 1843. Zijn zoon Jurriaan Frangois Jacob (*1811) zocht, na een voltooide rechtenstu die, eveneens zijn heil in Suriname. Hij werd be noemd tot lid van het gerechtshof van de kolo nie Suriname. Hij overleed te Paramaribo, kort na zijn echtgenote, in 1841, dertig jaar jong. In de boedel die vervolgens geëxecuteerd werd, be vond zich ook de slavin Eva met haar zoon Hen- drik.13 Bij de trans-Atlantische slavenhandel den ken we meteen aan de West-Indische Compag nie, die de plantages in Suriname en de Caraïben voorzag van slavenarbeiders uit West-Afrika.14 Maar sinds de publicatie van Reggie Baay over slavernij in Nederlands-Indië weten we dat ook de Vereenigde Oost-Indische Compagnie een veel groter aandeel in de slavenhandel heeft gehad dan tot nu toe werd aangenomen.15 De 68 Zutphen ,'iit i/ Hof van Justitie in Paramaribo omstreeks 1830. Onbekende maker. Fragment van de boedellijst van Brunings met duidelijk leesbaar vermeld de slaven Santje en Cor nelia. x ySC-.yl. - - &L, 'ëkty 2021 3

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2021 | | pagina 4