politiek ongebonden padvinderij
defileerden geüniformeerd met
vlaggen en tromgeroffel. Het was
de tijdgeest.
Na de Tweede Wereldoorlog bleef
deze manier van wandelsport bedrij
ven de norm en leek populairder dan
ooit. Mensen die liever alleen of
met enkelen, in eigen tempo en
zonder clubtenue, wandelden,
vormden veruit de minderheid.
De verslaggever van het Zut-
phens Dagblad vond dit individue
le wandelen maar niets. 'De honder
den individuelen die aan de stoet vooraf gingen,
geleken meer op vluchtelingen dan op deelne
mers aan een wandeldefilé', schreef hij over de
Hemelvaartswandelmarsen van 1954.11
Publiekstrekker
Het defilé van de tientallen wandelgroepen door
de Zutphense binnenstad trok elk jaar duizen
den toeschouwers. Rijen dik stond het publiek
langs de route. De start was op de Veemarkt. Ver
volgens ging de stoet via Vispoortplein, 's Graven
hof, Lange Hofstraat, Houtmarkt, Sprongstraat,
Beukerstraat en Laarstraat richting Warnsveld.
De optocht werd opgeluisterd door muziekkorp
sen uit Zutphen en Warnsveld, die de wande
laars met vrolijke marsmuziek de stad uit leid
den. Juist die muzikale begeleiding maakte van
het wandelevenement een publiekstrekker. Dat
bleek wel in 1954, toen de wandelaars zonder
muziek aan hun tocht moesten beginnen. De
nieuwe Zondagswet van 1953 gooide roet in het
eten.12 Die verbood op zondagen en christelij
ke feestdagen het maken van geluid dat meer
dan 200 meter ver te horen was. Burgemeester
S. de Jong kon niet anders dan de muzikale be
geleiding van het wandeldefilé verbieden. Het
Zutphens Dagblad kopte 'Wandeltochten te Zut-
phen hebben als schouwspel ingeboet door het
ontbreken van muziek.' 13 Een doedelzakband
je van de padvinderij mocht nog net wel, maar
de iele tonen daarvan bleken bij lange na niet in
staat de zes of zeven muziekkorpsen die vroeger
de stoet begeleidden te doen vergeten. In 1956
was alles weer bij het oude. Kennelijk was er in-
middels voldoende ervaring met de Zondagswet
om de mazen te kennen en uitzonderingen toe
te laten.
Vaantjes en medailles
Voor de wandelaars wachtte aan het eind van
de mars een herinneringsvaantje of een medail
le als het team onderweg goede beoordelingen
had gekregen van de jury. De Stedelijke Musea
bewaren enkele van die wandelsportmedailles.
Op een ervan zijn wandelaars te zien en er staat
'Hemelvaartdag Zutphen '46' op. Het waren de
eerste naoorlogse Hemelvaartsdagwandelmar-
sen. Tijdens de oorlogsjaren was het wandelen
in groepsverband door de Duitse bezetter ver
boden. Het regende tijdens die eerste naoorlog
se tocht dat het goot, waardoor het verwachte
aantal deelnemers van 2000 lang niet werd ge
haald.14
De vaantjes en medailles van mijn vader heb
ik trouwens niet teruggevonden. Vermoedelijk
heeft hij ze later, net als mijn speelgoed en mijn
kinderboeken, weggegeven aan zijn leerlingen
- hij was onderwijzer - als hij op school weer
eens een quiz of schaakwedstrijden organiseerde.
Voorbij
Tegen het eind van de jaren vijftig begon de po
pulariteit van de wandelsport te tanen. Debet
daaraan was de toenemende welvaart. De men
sen kregen meer financiële armslag. Ze kochten
een bromfiets of zelfs een auto. Wandelen als
manier om een dagje uit te beleven legde het af
tegen een tochtje op de brommer of een autorit
je. Ook andere vormen van vertier - televisie! -
kwamen binnen ieders bereik, waardoor de vrije
tijdsbesteding van grote groepen mensen er heel
anders uit ging zien. Het wandelen als sportbe
oefening voor de massa had zijn tijd gehad. Er
was een kleine opleving in de jaren zeventig
toen de economie tijdelijk inzakte.15 De oliecri
sis met zijn autoloze zondagen kan menig lezer
zich vast nog wel herinneren.
Ook voor het Zutphense wandelevenement
verflauwde de animo snel. In 1956 vielen er nog
1500 deelnemers te noteren, in 1957 waren het er
1200 en in 1958 nog slechts 1000. Dit was tevens
de laatste keer dat het Zutphense publiek de
38 Zutphen
Medaille van de
Hemelvaartswan-
deltocht uit 1933.
Mg .v 'Ai;
U.Ti IKN'tfi,
Medaille van de
Hemelvaartswan-
deltocht uit 1946.
2021 2