mm pigheid, aandoenlijkheid, en mindere vastheid van vezelen'. Mannen worden wel vaker ziek, wat komt, denkt de professor, doordat ze door hun leefwijze en beroepen, meer bloot staan aan de uitwendige oorzaken der ziekte, als daar zijn 'verhitting der Sappen, geschokte Huiduit- waasseming enz.' Van Geuns beschikte niet over de statistische technieken van nu.2 Wij wel: er is geen significant verschil tussen mannen en vrouwen, wel tussen mannen en kinderen. Wat voor ziekte? De ziekte komt niet vaak voor, schrijft de profes sor. Daaruit trekt hij de conclusie dat de Persloop niet aan besmetting kan worden toegeschreven; hij noemt vele anderen die er net zo over den ken. Toch heeft hij het wel over een epidemie. Wij denken bij een epidemie aan besmettingen door een virus, een bacterie, of iets dergelijks, dat van de ene persoon besmettend overgaat naar een andere persoon en zo vervolgens. Het zou tot 1876, honderd jaar later, duren tot Robert Koch aantoonde dat bacteriën een rol kunnen spelen als ziekteverwekkers; virussen werden nog la ter ontdekt. Van Geuns onderzoekt wel degelijk of hier sprake is van een epidemie in de zin van een besmettelijke ziekte. Hij beschrijft besmet ting als 'iets tuschen twee lichaamen, waardoor het gezonde gebracht wordt in denzelfden staat van het zieke en dat ontbrak, voorzover hij zag. En, het moet gezegd, verderop zal blijken dat hij een punt had. Hij trok de conclusie dat deze ziekte 'uit zijne eigene natuurlijke of aan- leidende Oorzaken ontstaan moet'. Van Geuns begint nu die aanleidende oorzaken te zoeken in de lucht- en weersgesteldheid. Na een uit puttend overzicht van weersgesteldheden, komt Van Geuns tot een conclusie: hij ziet twee uit werkingen: 1) een verhoogde neiging tot rotting in het menselijk lichaam, en 2) verhindering van de uitwaseming door de huid. Volgens alle waarnemingen tast de Persloop vooral 'de geringe Lieden' aan; daar komt hij vaak op terug. Factoren zijn de krappe behui zing, de hygiëne - Van Geuns schrijft: 'minder verschooning' -, gebrek aan vers voedsel. Dan slaat de rotting eerder toe dan bij hen die het voorrecht hebben van meer ruimte, verscho- \XmlËÊ/M7 de Edele Ivf" "aaWs vai I fmWMS üendoms r 'lcs- Eur- ning, reinheid en verversing. De conclusie is dat de grote hitte een voorname 'voorschikken de oorzaak' van de Persloop is. Dit op zich is on voldoende, anders zou het wel vaker voorkomen. Over de uitwaseming veronderstelt Van Geuns dat de eerder door de hitte verslapte en verwij de zweetgaatjes niet goed meer functioneer den. Ook hier merkt Van Geuns op dat het niet vreemd is dat 'de geringe lieden' kwetsbaar zijn. Ze zijn meer buiten dan anderen en hebben dus meer kans op het oplopen van de ziekte. Profes sor Van Geuns is niet gauw tevreden. Hij zoekt uit of misschien andere oorzaken te vinden zijn. Hij meent dat bederfelijke en tot rotting neigen de voedsel of drank geen oorzaken zijn, maar wel een risico vormen voor zieken. Niet iedereen wordt besmet Maar, vraagt hij zich af, hoe komt het dat bij ge lijkaardige blootstellingen niet iedereen de ziek te oploopt? Hij constateert: 'in 't zelfde geslacht, het zelfde Huisgezin, ja, in 't zelfde Bed, blijft de een vrij' en de ander niet. Hij oppert een ver- Weeten 1}<Jdn te van de n>gen t vfi a ze<fet ee de Koode ofp" j? de beümttel ie A °P, °P Veele P]aaj5 Foto boven en linker pagina: Om de verspreiding van de Persloop tegen te gaan, werden er door de overheid publicaties uitge vaardigd, waarin allerlei maatre gelen werden afgekondigd. ZUTPHEN 15 2021 1

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2021 | | pagina 15