CS
men.[43] Er ligt ook een brief van 2 augustus[45]
met de mededeling dat Karel heeft besloten dat
de heer Boudyn van Lannoy de stad Zutphen zal
binnentrekken. En die Boudyn zal dan namens
Karel de stad in bezit nemen. In de brief staat
nadrukkelijk dat Boudyn netjes ontvangen moet
worden. Boudyn had ook een legertje bij zich.
Wat overkomt ons, zal men gedacht hebben. Uit
andere bronnen weten we dat Boudewijn van
Lannoy op 4 augustus tot Komdeur en Capitain
der stad en het Graafschap van Zutphen werd
aangesteld.7 Op 5 augustus liet Karel zich in Zut
phen inhuldigen.8 En denk maar niet dat Karel
dat feestje zelf betaalde.
Een arm stedicken
De nieuwe heerser, Karel, eiste dus 40.000 Rijn
se guldens op van het hele graafschap. De an
dere drie kwartieren moesten dat elk ook ople
veren. Wat het ook in hedendaagse munt mag
zijn, het was zeker heel erg veel, al was het wat
minder dan de hertog van Bourgondië indertijd
geïnvesteerd had. En dat geld was er niet, zeker
niet in de stat van Gronllo, zoals gesteld wordt in
een brief van 5 augustus.[47] De huldiging alleen
al, schrijft de raad, zal zeer belastend zijn "soe dit
een arm stedicken is". Er is hier niets te eten of
te drinken, staat in de brief, zelfs niet van water,
hoe moet dat nou als die ridders hier komen om
getrakteerd te worden? Want uit uw stad (Zut
phen) noch uit Doetinchem "krigen wy malt
noch bier". Zo was de situatie in Groenlo in 1473.
Dus vragen die van Groenlo ootmoedig aan die
van Zutphen om raad.
Toch had ook de bezettende macht zorgen.
Dat blijkt uit een reeks brieven. Die Geldersen
mochten dan wel beweren dat ze allerlei privi
leges hadden, de nieuwe hertog wilde dat wel
eens zien en vooral herzien. We zagen het al in
de eisen bij de overgave. De eerst gevonden brief
daarover is van 16 augustus.[1] Dat is een oproep
om binnen zes weken goederen, ambten of rech
ten ooit verkregen te laten registreren. De brief
kwam uit Arnhem en het zegel van de hertog
was eronderop gedrukt. Als er dan een afschrift
ligt[2-4], gedateerd 2 september met de aanmoe
diging om met bewijzen binnen zes weken na
dato in Nijmegen te komen, dan rijst het ver
moeden dat het enthousiasme van de Geldersen
niet groot was. Deze brief is ondertekend door
de heren Jean Oudart en Jan Stoep, twee van de
secretarissen/commissarissen van Karel; zij wa
ren belast met de reformatie van het bestuur.
Een ander afschrift, van 17 november gaat ook
al over het registreren van papieren.[6] Nu is het
geschreven in naam van Boudyn van Lannoy; we
kwamen hem al eerder tegen. Deze brief is ge
richt aan alle inwoners "vanden steden, kerspe
len ind dorpen van Dotinchem, Doisbourch,
Gronllo, Lochem, Keppel, Hummell, Dreempt,
Angerloe, Hengell, Zelam, Furden, Roderloe,
Bergh, Zedem, Etten, Genderonge, Diedem,
Bronchorst, Borckeloe, Eybergen, Geesteren, Ne-
dom (Neede), ther Borch, Silvolden, Verssefelt,
Aelten, Wynterswyck, Bredenfoirt, gelegen in
desen lande ind greffschap van Zutphen". Dat
was kennelijk het gebied van de Graafschap
Zutphen. Boudyn liet schrijven dat hoewel "we
al geruime tijd geleden u hebben ontboden om
naar Zutphen te komen, met de eigendomspa
pieren, daar niet veel van terecht is gekomen."
En het was nog wel zo goed bedoeld opdat, na
het indienen van gerechtvaardigde aanspraken,
hij (Boudyn dus) door kon gaan met het vast
stellen van de vereiste belastingen. Boudyn laat
weten dat hij dit niet begrijpt. Maar nu is hij er
klaar mee: wie deze brief gezien heeft moet naar
hem toe komen, en wel meteen anders verbeur
je lijf en goed.
Dat is meer de toon van een bezetter dan van
een gnedige heer, zoals elke hertog telkens in de
brieven genoemd wordt. Uit alle brieven blijkt
dat. Drie brieven op rij gaan over controle of be
weringen wel juist zijn en over betalen; de laat
ste laat nogal expliciet de onwil van de nieuwe
onderdanen zien. We zagen al twee brieven uit
6 Zutphen
Fragment uit
de brief van 5
augustus 1473
waarin Groenlo
Zutphen om raad
vraagt, aangezien
Groenlo maar
een arm stadje is
(soe dit een arm
stedicken is).
RFGIONAAL ARCHIFF ZUTRHFN
2020 1