papier staat "Bijzonderheden over Thorbecke". Later heeft Lenting daar nog de voornamen Jo hannes Rudolphus tussengevoegd. Het briefje is gedateerd "Voorst, 7 April 1862". Er is ook een afschrift in typoscript bijgevoegd, dat kennelijk van veel latere datum is. Het blijkt te gaan om enkele roddels over Thorbecke, die Lenting van een wederzijdse kennis, Schimmelpenninck van der Oye,5 gehoord had. De volledige tekst van het briefje luidt:6 Bijzonderheden over Johannes Rudolphus Thorbecke Onlangs is de hr. Schimmelpenninck van der Oyen bij mij geweest. Ik vroeg hem naar eenige vroegere levensomstandigheden van Thorbecke. Hij deelde mij het volgende mede: Dat Thorbecke van min of meer behoefti ge ouders was en dat Van der Pelkwijkin leven schoolopziener in Overijssel, zich zijner aan trok. Zijne studiën aan de Akad[emie] schijnen door eenen Van Rechteren te zijn bekostigd. Ge promoveerd heeft hij op kosten van Willem I gereisdof liever hem werd opgedragen de bi bliotheken van de Duitsche Universiteiten te bezoekenom daarnaar die van Leiden in te rich ten. Daarvoor ontving hij 2000. Toen hij te Göt- tingen kwamontmoette hij daar Schimmelpen- ninck en van dien tijd ontstond er een relatie tusschen die twee, die eerst later door verschil lende politieke gezichtspunten werd verbroken. Thorbecke had vroeger wel eens gelogeerd bij Schimmelpenninck. De moeder van den laat- sten, een zeer begaafde vrouw met veel kennis van de groote wereld, kon Thorbecke niet ver dragen, en vervolgde hem met haar scherpe be rispingen. Hij was dan ook niet gewoon zich in die wereld te bewegen. Hij had iets plomps, iets bourgeois. Zoo b.v. liet hij zich wel eens verleiden om met zijn eigen vork in de slabak te pikken. Hij verstond in het geheel niet de kunst om met vrouwen om te gaan. Dan was hij links en lomp. Eén voorbeeld: op zekere morgen aan 't ontbijt vraagt de vrouw van Schimmelpenninck haren echtgenoot of zij dien dag gebruik mogt maken van de paarden. Zij wilde naar Deventer of naar Zutphen. Schimmelpenninck is gereed om zij ne vrouw daarin te wille te zijn. Maar Thorbe cke, die op dat oogenblik op den Poll logeerde, zeide "Mevrouw, dat zal moejelijk gaan, want ik heb over de paarden reeds beschikt". Schimmel penninck, die mij deze anecdote verhaalde, zei- Willem Anne Schimmelpen- ninck van der Oije van de Poll (1800-1872), was o.m. lid van de Eerste en van de Tweede Kamer, minister en com missaris van de koning. ÜTPKEH er. EHSC-H Lambertus Eduard Lenting (1822 - 1881), foto J.C. Reesinck. 114 ZUTPHEN 2019 4

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2019 | | pagina 18