Zogenaamde trekken en velden in een getrokken kanonsloop. (bron:Wikipedia) korte oorlog in 1870-'71 tussen Pruisen en Frankrijk. Tijdens beide oorlogen werden de nieuwste wapentechnologieën toegepast, die het mogelijk maakten steden en dorpen van grote afstand tot puin te schieten zonder dat er voetvolk voor nodig was. Op de Krim en in de Elzas werd geschoten met kanonnen met een 'getrokken' loop. Aan de binnen kant van de loop zijn draaiende groeven, velden, met daartussen de trekken, gefreesd. Dit soort geschut is nauwkeuriger en schiet verder omdat het verschoten projectiel om zijn as draait en daardoor in zijn vlucht sta bieler wordt. Het principe was in de i5e eeuw al bekend, maar de doorbraak kwam begin ige eeuw.5 Daarnaast was de snelle overwin ning van de Duitsers in Noord-Frankrijk voor een groot deel te danken aan hun veel betere artillerie. De Duitse Krupp-kanonnen waren namelijk achterladers en hadden een veel grotere vuurkracht en -snelheid dan de Fran se artillerie die het nog hoofdzakelijk met voorladers moest doen. Deze ontwikkelingen werden door alle Europese mogendheden nauwgezet gevolgd en zouden in ons land mede leiden tot het loslaten van het vesting- beleid. De stelling van Amsterdam Na de val van Napoleon besloot Koning Wil lem I in 1815 tot de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Daarmee werd de tot de stad Utrecht opgeschoven waterlinie de tweede verdedigingslinie tegen aanvallen van uit het oosten. De frontiersteden vormden nog steeds de eerste linie. Saignant detail: luitenant-generaal Krayenhoff6 had eerder met Napoleon de mogelijkheid besproken de waterlinie nog verder op te schuiven naar oostelijk achter de IJssel, met gebruikmaking van eerdere inundatieplannen van Menno van Coehoorn en afsluiting van IJssel, Rijn en Waal. Napoleon was aanvankelijk enthou siast, maar besliste anders vanwege de hoge kosten.7 De Nieuwe Hollandse Waterlinie van Muiden tot Gorinchem was omstreeks 1870 een ingenieuze verzameling van forten, slui zen, dijkjes en bunkers. Westelijk daarvan werd de Stelling van Amsterdam aangelegd met daarin de Posten van Krayenhoff: kleine forten op de kwetsbare delen van de linie. Die fortenlinie was een nieuwe ontwikkeling in de landsverdediging, die in de praktijk ech ter nooit op de proef is gesteld. Frontiersteden bleven dus dienen om de vijand te beletten strategische punten, zoals wegen, kruispunten en bruggen, in bezit te nemen. Komend vanuit het oosten ligt na Zutphen de weg naar Amsterdam zonder grote natuurlijke obstakels open. Daarom was het behoud van de vesting Zutphen met zijn strategisch belangrijke IJsselbrug van be lang, zelfs van nationaal belang. Zutphen in het hart van de IJssellinie had tot ver in de 19e eeuw twee strategische opdrachten. Ener zijds het blokkeren (niet het beheersen) van de strategische wegen Zutphen - Emmerik en Zutphen - Winterswijk, anderzijds het behoud van de IJsselbrug. Dat bepaalde de inzet van verdedigingswerken voor Zutphen. De toen zogenoemde levende strijdmiddelen, met name de huzaren, hadden de opdracht obstructie en sabotage op de aanvalsroutes te plegen. De vijand kwam vanuit Emmerik of Winterswijk en moest zo lang mogelijk gestuit worden. ^utphen - 2018/4 103

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2018 | | pagina 7