onderwijs [...]".6 Toonkunst wees het verzoek
om een bijdrage echter af, onder meer omdat
de beoordelingscommissie wilde datJan eerst
aan een Nederlandse instelling zou gaan stu
deren. Dat besluit viel pas in september. Maar
Jan vertrok toch naar Frankfurt, vermoedelijk
al in juni 1889. Hij kreeg er les in pianospel,
muziektheorie en compositie. Op 25 januari
1890 kende de rijksoverheid nogmaals 800
gulden toe zodat Jan weer een half schooljaar
verder kon.7 In het tweede halfjaar van 1890
bleef hij in Zutphen en gaf er verschillende
concerten met in Frankfurt geschreven eigen
werk. Thieme drukte nog enkele bundels
gebruiksmuziek voor orgel, zodat Jan kon
sparen voor zijn verdere studie. Met een aan
vullende beurs van 260 gulden "voor zijn on
derhoud" ging hij in december 1890 opnieuw
naar Frankfurt,8 en rondde enkele maanden
later zijn studie af. Het pianotrio op.1 en de
Sechs Lieder op.2 zijn daar het resultaat van en
maakten zoveel indruk dat een Duitse uitge
ver ze ging drukken.9 Vooral de liederen zijn
aanzienlijk gevarieerder en romantischer dan
eerdere composities. Tussen eind mei 1891
en eind maart 1892 woonde Jan weer in Zut
phen.10 Hij publiceerde toen diverse liederen
op Nederlandse tekst, waaronder twee ge
dichten van Anthony C.W. Staring.11 Met een
optreden tijdens het Tweedaags Muziekfeest
van Toonkunst in de Buitensociëteit in Zut
phen (twee liederen uit op.2) en een concert
met het Concertgebouworkest in Amsterdam
(Concertstuk voor piano en orkest op.3) trok
Jan uiteindelijk landelijk aandacht. Nu was
ook Toonkunst onder de indruk.
Eerste jaren in Wenen 1892-1899
Eind maart 1892 vertrok Jan naar Wenen.
Een jongeman met blond haar, grijze ogen en
een lengte van ongeveer 1.75 meter.12
Hij was door dagblad Het Vaderland gevraagd
verslag te doen van de 'Internationale Aus-
stellung für Musik- und Theaterwesen', een
internationaal festival op het gebied van de
podiumkunsten, waar ook historische en
commerciële exposities waren te zien. Jan
schreef er drie artikelen over. Hij leerde
veel muziek kennen, met name opera's en
dansmuziek met Slavische kenmerken. Dit
zou hem inspireren tot nieuwe composities.
Eind juli keerde hij nog even terug naar Zut
phen. Maar eind september 1892 vertrok hij
opnieuw naar Wenen. De eerste jaren waren
tamelijk armoedig. Hij gaf pianolessen en
selecteerde en kopieerde muziek die voor
operette-uitgever August Cranz economisch
interessant zou kunnen zijn. Lesgeven beviel
slecht. Daarom probeerde Jan zich te profi
leren als componist der Lage Landen. Eind
1892 voltooide hij het orkeststuk Zang der Zee
op.4. In de volgende jaren ontstonden ook
eenvoudiger 'Nederlandse' werken. Het jaar
1896 bracht echter een wending ten goede.
Cranz ging nu ook muziek van Jan uitgeven,
zowel orkestwerken als pianomuziek. Een
voorbeeld daarvan is Rheinsage (gecompo
neerd 1893) uit de Drei Klavierstücke op.9, een
karakterstuk in de sfeer van Brahms. Jan voel
de zich toen al meer een Duitse componist
dan een Nederlandse, hoewel hij zijn hele
leven Nederlander is gebleven. In hetzelfde
jaar 1896 maakte Jan persoonlijk kennis met
Brahms. Hij speelde hem op de piano enkele
orkestwerken voor. Volgens familieoverleve
ring zou Brahms Jan daarop hebben gead
viseerd zich op opera's te richten. Kennelijk
was Jans orkestmuziek daar beeldend genoeg
voor. Hoe het ook zij, twee jaar later compo
neerde hij het eerste bedrijf van een zich in
Spanje afspelende carnavalsopera.
Groei naar internationale
bekendheid 1899-1912
In 1899 kreeg Jan grotere bekendheid in
Wenen. In januari kwam een van alle kanten
toegestroomd publiek naar een groot militair
80 ^utphen - 2018/3