phense boek- en muziekhandel W.J. Thieme
Cie.; eigenaar Cornelis Schillemans (1840
1904) was bevriend met Marius.
Al op 14-jarige leeftijd trad Jan in het open
baar op. Hij begon met het geven van orgel
concerten en speelde naast orgelbewerkin
gen van populaire muziek vaak werken van
Bach, Liszt en hemzelf. Dat deed hij niet
alleen in de Walburgiskerk, maar ook in an
dere kerken in Oost-Nederland. Van 1884 tot
1889 was Jan organist van de Broederenkerk.
Hij begeleidde de kerkdiensten, maar mocht
er geen concerten geven. Daarom zocht hij
een baan waar dat wel kon. In 1888 sollici
teerde hij naar de functie van organist van de
Domkerk in Utrecht. Hij eindigde als tweede.
De sollicitatiecommissie gaf de voorkeur aan
een leerling van de afgetreden domorganist.
Teleurgesteld ging Jan zich nu op de piano
concentreren en oogstte spoedig succes als
pianobegeleider in eigen concerten. Zo trad
hij samen met docenten van de Zutphense
Muziekschool op in pianotrio's van onder
meer Beethoven en in eigen werk.4 De inte
ressantste compositie uit die periode is het
Chanson du crépuscule L'aube nait. Niet alleen
vanwege de Franse tekst (van Victor Hugo),
maar ook door de begeleiding van piano,
viool en cello. Dat was bijzonder omdat in
die tijd liederen meestal alleen door piano
werden begeleid. Vanaf 1889 voerde Jan het
chanson enkele keren uit in de zaal van de
Oranjesociëteit aan de Oude Wand. De mees
te composities uit de jeugdperiode klinken
weinig geïnspireerd. Verrassender zijn de or
gelfantasie Nieuw Leven op.4 (1886) en een
pianoconcert in a (1889). Hierin klinken
invloeden van de componisten Edvard Grieg
en Franz Liszt door.5 Vader Marius en Grieg
hielden contact met elkaar vanwege hun be
langstelling voor Nederlandse, respectievelijk
Noorse volksliederen.
Jan omstreeks 1890. (foto van website: 40INeder-
landseOperas.nl, Nederlands Muziek Instituut)
De successen in zijn woonplaats stimuleerden
Jan verder te studeren aan een conservatori
um. Hij wilde graag les nemen bij docenten
die zelf bij Liszt hadden gestudeerd; daar
om koos hij voor het Raffconservatorium in
Frankfurt am Main. In het najaar van 1888
werd subsidie aangevraagd bij het Ministerie
van Binnenlandse Zaken (dat destijds een af
deling Kunsten en Wetenschappen had) en
het hoofdbestuur van de Maatschappij tot
bevordering der Toonkunst. Vader Marius
kende niet alleen de minister, Aeneas baron
Mackay, voormalig kerkvoogd en Officier van
Justitie in Zutphen, maar ook leden van het
hoofdbestuur van Toonkunst. Op 10 april
1889 besloot de Raad van State Jan een subsi
die van 800 gulden te verlenen "tot voortzet
ting zijner studiën in de muziek aan buiten-
landsche scholen voor hooger muzikaal
^utphen - 2018/3 79