Pokkenbriefje ties van vooral Elise van Calcar 1822-1904). Van haar eigen geld kochtjuffrouw Bante een boek over de methode Fröbel, waarover ze vervolgens enthousiast rapporteerde aan de directrices. Voor de dames was het allemaal nieuw. Ze gaven toe dat sommige dingen waardevol leken, maar tegelijkertijd vonden ze het in veel opzichten "ondoelmatig voor onze boerenkindertjes". Zo staat het er echt! Toch mocht juffrouw Bante typisch Fröbel- speelgoed - zoals vlechtmatjes en doosjes met 'cuben' - aanschaffen, "mits niet te duur".11 Maar voor "zes kleurige balletjes" kreeg ze geen toestemming. Er zijn grenzen. Bante's opvolgster juffrouw Bettink - voor heen eerste helpster op de stadsbewaarschool in Zutphen - lijkt iets minder vooruitstre vend. Dat suggereert tenminste haar keuze voor meer traditioneel speelgoed, zoals een poppenwagen met poppen voor de meisjes en 'paardenleidsels' voor de jongens. In late re jaren, toen juffrouw Aenmeij en juffrouw Kalden zich over de kinderen ontfermden, was het fröbelen ook op de Warnsveldse be waarschool gemeengoed geworden. Helpster met enkele kinderen in de tuin van de bewaarschool. De kijkrichting is naar het huidige kruispunt Bonendaal Breegraven. Het Nutsgebouw staat er nog niet. Foto ca.1905. (Regionaal Archief Zutphen) Godsdienstonderwijs was een vast onderdeel van de lessen. Niet alleen omdat er bijna al tijd wel een domineesvrouw of -dochter in het bestuur zat, het was de tijdgeest. Toch proh- leerde de school zich niet als protestants of christelijk. Deze 'eenigszins vrijzinnige rich ting' was voor presidente mevrouw baronesse Van Nagell reden om in 1891 haar bestuurs functie al na enkele maanden op te geven. Na de gewone schooluren kwamen meisjes uit de lagere schoolleeftijd enkele uren naai en en breien onder toezicht van de juffrouw en de helpster. Voor het materiaal zorgden de directrices. De werkstukken - sokken, kou sen, polsmoffen, hemdjes e.d. - werden uit gedeeld aan de armen of verkocht. Maar ze dienden ook als cadeautjes voor de schoolkin deren bij het jaarlijkse Sinterklaasfeest. Voor jongens was er geen equivalent voor de naai en breischool. Evenmin als over het onderwijs spraken de di rectrices ook zelden over de kinderen. Alleen het aantal kinderen kwam soms ter sprake als dat reden tot zorg gaf. Er zijn in de stukken jammer genoeg geen naamlijsten van leerlin gen aangetroffen en al helemaal geen gege vens over hun vorderingen, gedrag e.d. In september 1860 bepaalden de directri ces dat de kinderen "alle een bewijs van den

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2018 | | pagina 12