Juffrouw Bante
Broekenbindsters
er een onverwachte gift van een welgestelde
Warnsvelder. Tekorten werden niet zelden
door de dames uit eigen zak aangevuld. Pas
in 1880 kreeg de bewaarschool voor het eerst
subsidie van de gemeente, groot 100,-. La
ter werd dat verhoogd naar 150,-.
De eerste onderwijzeres, Derkje Johanna
van Zeijst uit Angerlo, begon op 12 oktober
1857. Ze nam al na een jaar ontslag. Met haar
opvolgster - Anna Catharina Bante (*1838)
- bleken de directrices een betere greep te
hebben gedaan, zoals nog zal blijken. Ze
was afkomstig uit Rotterdam, evenals het ge
zin van dominee Stemberg. Juffrouw Bante
werd aangenomen op een salaris van 4,-
per week7 met vrije woning en een jaarlijkse
toeslag van 20,- voor verwarming van het
schoollokaal. Daarnaast zou de juffrouw twee
derde deel van de opbrengst van de naai- en
breischool ontvangen.
Toen juffrouw Bante al bijna twee jaren in
dienst was, bereidden de directrices haar een
onaangename verrassing. De dames hadden
besloten de woning te verhuren. De juffrouw
zou dan bij de nieuwe huurders inwonen.
Gratis, dat dan wel. Inwoning zou voor de juf
frouw 'aangenamer' wezen, stelden de direc
trices. Maar de echte reden was natuurlijk dat
zo f 40,- extra aan jaarlijkse inkomsten werd
verkregen. Vervolgens hadden de dames nog
de fijngevoeligheid om juffrouw Bante op te
dragen naar geschikte huurders om te zien.
Liefst moeder en dochter of twee zussen, die
ook hand- en spandiensten aan de naai- en
breischool zouden kunnen leveren. Deze re
geling werd geen succes en zorgde voortdu
rend voor wrijving tussen alle drie de partijen.
Uiteindelijk leidde de kwestie tot het vertrek
van juffrouw Bante. Na eerdere vergeefse sol
licitaties kreeg ze in 1867 een aanstelling in
Renswoude.
Kruispunt Schoolstraat Bonendaal omstreeks
1994. Links het huis waarin van 1857 tot 1912 de
bewaarschool was gevestigd. (Regionaal Archief
Zutphen)
Naast de onderwijzeres werd er een helpster
aangesteld. Dat was geen uitvinding van de
dames directrices, maar was gebruikelijk op
bewaarscholen. Taak van de helpster was "de
onderwijzeres bijstaan in het verzorgen en
nuttig bezighouden der kinderen". Dat klinkt
goed, maar de praktijk was prozaïscher. Uit
verhalen van elders blijkt dat helpsters flink
druk konden zijn met broekenbinden8 en dat zal
bij de Warnsveldse helpsters niet anders zijn
geweest. Het afvegen van snotneuzen en op
de pot helpen van de kleintjes heeft ongetwij
feld een flink deel van hun werkzaamheden
uitgemaakt, al staan die handelingen nergens
met zo veel woorden beschreven. Daarnaast
moest de helpster na schooltijd leermidde
len en speelgoed opruimen, de lokalen aan
vegen, stof afnemen en "wat verder daartoe
behoort". 's Winters moest ze voor schooltijd
de kachel in het leslokaal aanmaken en de
olielampen schoonmaken.
De helpsters waren steeds jonge meisjes van
een jaar of dertien, zelf kinderen nog. Door
gaans kwamen ze uit de werkende stand. Het
loon was aanvankelijk 40 cent in de week.
Een van de directrices hield dat onder haar
beheer en betaalde uit op een geschikt ge
acht moment. Met de jaarlijkse kermis was er
een extraatje van 50 cent, evenals met nieuw-
74 ^utphen - 2018/3