•^rrv- Het gat in het gewelf werd hier bij toeval boven de toegangstrap gemaakt, zodat het mogelijk was hierlangs af te dalen in de kelder. Op de grond restanten van het ingehakte gewelfdeel, hout van vergane kisten en skeletresten. (foto auteur/bureau GAJ-VBW) voor een gedeelte uit om plaats te maken voor de zerken. Bij die werkzaamheden, en ook bij het verplaatsen van de zerken, werden soms de bovenkanten van gewelven aangetroffen. Die wezen op daar gebouwde grafkelders. Ook in het schip en de zijbeuken werden ze gevonden. De gevonden grafkelders moesten gedocu menteerd worden. Daarom was het nodig dat de ingangen tot de kelders werden gelokali seerd. Toen die werden gebouwd zullen er zeker stenen met inscripties in de vloer zijn aangebracht die aangaven waar de trappen naar de kelders zich bevonden. Maar die mar keringen waren verdwenen door het herhaal delijk verplaatsen van de zerken. De oude grafkaart uit 1681 bood nauwelijks gegevens. Daarop stond wel vermeld waar de ingangen tot een aantal grafkelders zich bevonden maar op die plekken lagen in de meeste gevallen al andere zerken, die eerst ergens anders hadden gelegen. Bij het aantreffen van de bovenkanten van de gewelven werd eerst gekeken of volgens de grafkaart de plek van de ingang kon worden gevonden. Dat bleek slechts in een paar geval len mogelijk te zijn. Bovendien kenden we de inwendige afmetingen van de grafkelders niet en konden de ingangen op iedere denkbare plek liggen. En als de plek van een ingang al vermoed werd en er lag een kostbare zerk bo ven, dan gingen we die niet verplaatsen om de ingang van de kelder te vinden. Het enige wat er op zat was bij elke kelder een stukje van het gewelf weg te breken zodat iemand daar naar binnen kon om opmetingen te verrich ten en foto's te maken. En die iemand was ik. Een laag botten Eerst werd een klein gat gemaakt waardoor een door mij vervaardigde houten periscoop werd neergelaten met daaraan een haak waar een lamp aan werd gehangen. Op die manier konden we als in een omgekeerde onderzee boot de omgeving bekijken. Soms kwam een trap in het zicht, maar in dit stadium was al besloten om het gat iets groter te maken zo dat ik er, hangend aan een touw, doorheen kon. In een paar gevallen stootten we inder daad op de trap en kon ik mij daar, door de veel te kleine opening, als een slangenmens doorheen wurmen om het binnenste van de grafkelder te bereiken. Dat was best wel avontuurlijk. De vraag was waar ik op terecht kwam en of ik daar iets kon verwoesten. In alle gevallen, op één na, waren de grafkis ten tot stof vergaan en waren de inmiddels bruin geworden skeletten als zodanig niet meer herkenbaar. Ik liep daar, heel behoed zaam, op een laag botten van vaak meer dan 10 centimeter dik. Op zich is dat natuurlijk niet te verklaren als die grafkelders voor een paar personen bedoeld waren. Maar de grafcultuur in voor gaande eeuwen besliste anders. Als er niet meer voor de grafrechten werd betaald dan 4 ^utphen - 2018/1

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2018 | | pagina 4