De 102.000 Namen Lezen
In Westerbork leest Frits de namen van Holo
caust-slachtoffers voor. (archief familie Gies)
len voor het gezin. Voor de zoveelste keer in
zijn jonge leven maakt Frits mee, dat de rode
draad van goed of kwaad dwars door vriend
en vijand heen loopt. Vijftig jaar na de oorlog
bezorgt het radioprogramma kro Spoorloos
van Debbie Petter en Derk Bolt een emotio
neel weerzien tussen Von Kaiserling en Frits
Gies.
Eind 1944 wordt het gezin door de sa uit
het huis aan de Albert Cuypstraat gezet. Het
lukt met pijn en moeite om elders onder
dak te vinden. Het is stervenskoud in deze
laatste oorlogswinter. Frits: "Als een echte
crimineel pikte ik alles wat los en vast zat,
als het maar eetbaar, brandbaar of sabotage
betekende. Mijn moeder had in die tijd niets
meer over mij te vertellen en wist nooit wat
ik uitspookte. Mijn vader was na een kort en
geheim oponthoud opnieuw snel verdwenen,
wat wel goed uitkwam voor een puber in zijn
vijftiende levensjaar." Als voedselgebrek zich
aandient stroopt hij samen met zijn moeder
het platteland af. Hij herinnert zich: "Bij boe
ren waar je niets van verwachtte kreeg je vaak
hulp, terwijl anderen je tot op het bot pro
beerden uit te kleden."
In diezelfde winter loopt Frits tegen de
lamp bij het jatten van hout uit de gebom
bardeerde villa's aan het Stationsplein. Op
het politiebureau wordt hij door de beruchte
SD-er Heinemann mishandeld. De toenmali
ge commissaris Annink en de NSB-luitenant
Gerard Meerstadt (een vroegere buurtgenoot
van Frits) weten te voorkomen dat hij naar
kamp Amersfoort wordt gestuurd.
Vlak voor de bevrijding in april 1945 wordt
zijn vader in Exel bij Lochem gepakt en door
een Duitse krijgsraad ter dood veroordeeld.
In zijn afscheidsbrief vermeldt zijn vader al
leen de voornamen van zijn verzetsvrienden.
Hij weet op de valreep te ontsnappen, als boer
verkleed, met hulp van een Duitse Feldwebel.
De bevrijding beleeft Frits aan de Dorther-
dijk in Eefde, in het huis van zijn opa. Ook
zijn ontsnapte vader meldt zich daar bij zijn
gezin om vervolgens met zijn nieuwe lief uit
beeld te verdwijnen. Het 'gewone vrije' le
ven herneemt zijn loop. Frits blijft naar zijn
gevoel geschonden achter, ten prooi aan
angstdromen. Na velerlei baantjes fungeert
hij uiteindelijk tientallen jaren als controleur
ziektewet voor het gak. Via een onbekende
krijgt hij in 1989 het oorlogsdagboek van zijn
vader in handen. Een onthutsend verhaal
over diens verzetswerk en amoureuze escapa
des. Hij heeft slechts één zin over voor zijn
zoon: "Een flinke kerel worden, hoor Fritsje,
daar vertrouw ik op."
Nog steeds viert Frits Gies zijn vrijheid door
op scholen en op lezingen in Nederland en
Duitsland zijn geschiedenis te vertellen. In
bijgaand gedicht balt hij zijn oorlogsbeleving
samen:
Stilte
Het was een bries
Mijn bladeren trilden
Het was een storm
Die mij bewegen deed
Tak voor tak
Het was een orkaan
Ik boog, ik boog
Het was de stilte
Die mij brak.
^utphen - 2018/1 21