is het geen probleem om een afgebakend vis
water, waar je toch niet vist, weg te geven.
Zo geredeneerd is het Prümse visrecht het
oorspronkelijk regalium waarvan een strook
water ten gunste van het Sint Walburgkapit
tel is afgesplitst. Dit klinkt ook aannemelij
ker, dan dat het Sint Walburgkapittel uit haar
strook viswater een steur per jaar aan Prüm
gedoneerd zou hebben. Wat de reden van
deze afsplitsing ten gunste van het Walburgis-
kapittel was, is onbekend. In ieder geval ken
den beide partijen elkaar, want ook later nog
hebben zij contact.12
Situering Zutphense visplaats
De locatie van de Zutphense visplaats of 'trac-
tum aquarum' is niet nader bepaald. Maar
voor een nader begrip van de situatie komt
ons een register te hulp, dat door de meier
van Prüm te Voorst, Gerardus van Hengel,
begin i5e eeuw is opgesteld.13 Daarin lezen
we dat een aantal visstallen (ook oesteden
genoemd) zich tegenover Kampen aan de IJs-
selmuidense kant bevond.14 Oesteden (oogst
plaatsen) waren de plekken waar de vangst
aan land getrokken werd evenals de netten
De begeleidende brief van de notaris bij het
afschrift van de akte waarbij kanunnik Johannes
van Steenbergen notaris Johannes van Dorenburg
verzoekt om een afschrift te geven van de brief van
9 juli 1227, betreffende het visserijrecht te Kampen,
1383. (Regionaal Archief Zutphen, Foto: Ron Elsinga)
en andere visserijbenodigdheden, die op die
plek bewaard werden. Omdat steur moeilijk
in gevangenschap in leven en dus vers gehou
den kon worden moest de vangst zo spoedig
mogelijk naar Voorst getransporteerd wor-
den.15 Ten tijde van het verlenen van het
regalium (omstreeks 891) waren de enige
bewoners bij de IJsselmonding de lieden van
IJsselmuiden en zij waren dus de door Cae-
sarius genoemde lieden van de visplaats, die
de steur in Voorst moesten afleveren. Het was
dus logisch dat de oesteden zich aan hun kant
van de rivier bevonden
Dat Caesarius de visplaats als nadere plaats-
fine nyvroSUn]
Onder het toeziend oog van zijn opdrachtgever, de
dienstdoende abt Friedrich von der Leyen (links)
draagt ex-abt Caesarius, in het kleed van eenvou
dige monnik, zijn arbeid op aan de stichter van de
orde Sint Benedictus. Linksboven zijn hand en arm
van God te zien. Caesarius' afschrift van de Urbar
moest deze inmiddels ruim 300 jaar oude bezittin-
genlijst weer voor dagelijks gebruik in het klooster
geschikt maken. (Caesarius von Milendonk, Prümer
Urbar, 1222, Landeshauptarchiv Koblenz, inv.nr.
2087)
102 ^utphen - 2017/4