Zeepgebrek, hygiëne ziekte
jjj&k DROOM VAN EEN HUISVROUW. a*
- De huisvrouw droomt van zeep en brood jV
M K» <f haar droom kent zij geen nood.
In de jaren 1917/1918 kon de huisvrouw alleen
maar dromen van voldoende levensmiddelen,
brandstoffen, zeep en tal van andere producten
voor haar gezin. Aan werkelijk alles was gebrek.
Ansichtkaart 1918. (collectie auteur)
komen. Mede daardoor zullen de betere
standen de voedselschaarste makkelijker het
hoofd hebben kunnen bieden dan arbeiders
gezinnen, werklozen, gezinnen aan de onder
kant van de maatschappij, zieken en zwakken,
die het ook onder normale omstandigheden
toch al veel moeilijker hadden.
In de loop van 1917 ontstond er een ernstig
tekort aan zeep. Eerst ging zachte zeep (kle
ding- en beddengoedwas) op de bon, later
ook toiletzeep (lichaamsverzorging), harde
zeep (boenen en schrobben, vaatwas) en alle
andere zeepartikelen.8 De zeeprantsoenen
waren uiterst karig en werden voortdurend
naar beneden bijgesteld. Het rantsoen voor
zachte (groene) zeep was 250 gram per per
soon per maand. Er werden maximum prij
zen vastgesteld, maar minvermogenden kon
den zich zelfs dat karige rantsoen niet altijd
veroorloven. Voor arbeidersgezinnen, waar
veel gewassen moest worden vanwege het
vuilmakende werk en de vaak grote gezinnen,
was het zeeptekort rampzalig.
In 1918 kreeg het Zutphense distributiebe
drijf 40.790 kilogram zachte zeep te verde
len, ofwel ca. 170 gram p.p.p.m., veel minder
dus dan het van regeringswege vastgestelde
rantsoen. Daarnaast waren er 29.700 pak
jes zeeppoeder a 500 gram beschikbaar en
118.390 stukken harde huishoudzeep a 125
gram. In theorie kon elke Zutphenaar daar
door nog eens gemiddeld ca. 125 gram zeep
per maand kopen. Maar de leveringen kwa
men onregelmatig af en de winkeliers waren
snel uitverkocht. Zelfs wie zeepbonnen had
én geld om te betalen, viste soms toch achter
het net. Dat was aanleiding voor de directeur
van het distributiebureau, P.J. Tadema, om de
volgende, nogal aandoenlijke oproep aan de
bevolking te doen:9 In het belang eener goede
verdeeling worden de meergegoeden uitgenoodigd
uitsluitend toiletzeep te koopen en de huishoudzeep
over te laten aan personen die de zeep beslist noodig
hebben." Of het geholpen heeft? We kunnen
er alleen maar naar gissen. Toen er in janu
ari 1919 weer kleine partijtjes zeeppoeder,
huishoudzeep en toiletzeep beschikbaar wa
ren, werden de 'mindergegoeden' in de ge
legenheid gesteld als eersten te kopen. Hoe
het distributiebedrijf en de winkeliers dat or
ganiseerden en controleerden, vermelden de
annalen niet.
Veel 'mindergegoeden' woonden nog onder
erbarmelijke omstandigheden. Grote gezin
nen huisden in kleine, vochtige woningen,
zonder riolering en zonder waterleiding.
Vooral in de Polsbroek waren onhygiënische
toestanden schering en inslag,10 maar ook in
112 ^utphen - 2017/4