Weeskamer heeft dat geapprobiert. Er staat ook:
T'is toe weten dat Gerrit Roelofs den ontfanck der
goederen heft. In 1639, 1640 en 1642 zijn aan
tekeningen gemaakt over geldelijke zaken.
Over Adriana Haeck-van Me [c] helen geen
woord. Wel staat op 12 september 1642 geno
teerd dat bevonden is dat die pleechkinderen aen
den mombers schuldich blijven die summe van dar-
tich Carolus guldens en een paar stuiver.
Zeven jaar later, 27 juli 1649, blijken Jan en
Maria Haeck mondig. Ze verzoeken echter de
mombers hun momberschap en administra
tie voort te zetten. Toch staat er een maand
later, 28 augustus 1649, dat de mombers Ger
rit Roelofs en Frans Leijendecker (Willem
Valck blijkt uit beeld) door Maria en Johan
nes Haeck met veel dank van hun taak wor
den ontheven, nadat Gerrit Roeloffs ten over
staan van Maria en Johannes Haack (en Frans
Leijendecker) verantwoording heeft afgelegd
van inkomsten en uitgaven: de pleegkinderen
blijven hun oom en momber ruim 115 gul
den schuldig.
Weeskamerprocedures
We waren nog niet klaar met Otmar. Der
tien jaar na de eerste vermelding, 6 april
1649, staat hij weer genoemd.6 In 1649 zijn
Hendrick Huibets en Aet Billers, mandema-
ker, mombers geworden over het onmundige
naegelatene kindt van zaell. Eva Lingers bij Ott-
mar Smit geprocreiert Adam genaemt olt 11. jaeren.
Hoe was dus de gang van zaken als men
zich aanmeldde bij de Weeskamer? Aller
eerst werd op een lege bladzijde de naam
van iemand genoteerd: de vader in kwestie,
al of niet zaliger. Dan werd vastgesteld wie de
mombers werden. De situatie werd geïnventa
riseerd: echtgenote, kind of kinderen, maar
dat gebeurde niet altijd even precies. Meestal
wat later - de datum staat er altijd - kwam de
inventarisatie van de boedel. Wat dan volg
de was de boekhouding, als er wat boek te
houden was. Voor de opname in het systeem
maakte het niet uit of je arm was, zoals Ot-
mar, of katholiek, zoals waarschijnlijk Gerrit
Haeck. Maar, let wel, we zien hier alleen de
financiële kant van de ingebrachte inboedel.
Tot zover de algemene situatie.
We weten nu het een en ander van Otmar. We
weten dat hij smid was, dat hij waarschijnlijk
drie keer getrouwd was (of misschien niet ge
trouwd, want dan had het er vast wel gestaan)
en dat hij niet in staat was zijn kinderen te
onderhouden. We weten ook veel niet van
hem. Misschien heette zijn vader Jan van den
Ham, misschien was het een manier om al die
Jansens uit elkaar te houden en soms was hij
Otmar Smit. Men deed toen minder ingewik
keld dan nu over de juiste schrijfwijze. Maar
dit is wel duidelijk: Otmar was niet zo belang
rijk.
Van Gerrit Haeck weten we uit deze gegevens
eigenlijk alleen dat hij beter bij kas was dan
Otmar, en dat hij een huis had. Gerrit blijkt
twee kinderen te hebben geprocreiert, maar de
moeder had zo te zien weinig in te brengen.
Het kan best zijn dat ze haar kinderen fantas
tisch heeft opgevoed. Maar bewindvoerders
en protocolschrijvers hebben vooral belang
stelling voor guldens en stuivers en, zoals ie
dereen weet, dat is mannenwerk.
Noten
1. Regionaal Archief Zutphen, Inventaris van het
archief van de Weeskamer te Zutphen (1624
1811), nummer toegang 0137, inventarisnum
mer 3.
2. NL-ZuRAZ, 0317, inv.nr. 3. p. 60r.
3. NL-ZuRAZ, 0317, inv.nr. 3. p. 58r.
4. Piet Dullaert, 'Een mis in een schuilkapel', Zut
phen (2005) nr. 3, p. 93.
5. In de 17e eeuw werd, wat nu Houtmarkt heet,
Brede Straat genoemd. (vriendelijke medede
ling van Michel Groothedde).
6. NL-ZuRAZ, 0317, inv.nr. 3, p. 60v.
^utphen - 2017/3
75