Volgorde beleningen in Leenregister: Groen: leen Ter Brake,Warnsveld Blauw: leen Hunnekink, Warnsveld Rood: leen Tjodink,Warnsveld Jaartallen: 1e belening of 1e vermelding 1454 54 leen Tjodink naar Johan van Holthuysen 1443 Reyner Johanszn. 1378 Reynolt ter Brake 1443 Johan, onmondig 5. 5. 1465 Johan Geertruid 4. 4. 4. 1444 Reyner Arntszn. f <1467 2. 2. 2. 1405Johan f <1445 x Geertruid Nese f <1451 1400 Aernt Volgorde van de beleningen volgens het Leenregis ter. Uit: Sloet en van Veen, Register op de Leenak- tenboeken Gelre en Zutphen, Kwartier Zutphen, Arnhem 1917. (Schema auteur) Mede-aangeklaagde Ryquyn van der Voerst was in 1442 schout binnen en buiten Zut phen. In 1441 wordt hij in het leenregister vermeld als momber (voogd) bij de belening van het goed De Voorst voor zijn minderjari ge neven. De familie Ter Voirst (of Van der Voerst) had sinds 1378 het goed ter Voirst (het latere Huize de Voorst) in leen van de Gelderse hertog, vanaf 1422 als zadelgoed. Meerdere leden van deze familie waren sche penen in het stadsbestuur. Ook de familie van Holthuysen was een gegoede Zutphense patriciërsfamilie die schepenen en een schout voor het stadsbe stuur leverde. Mede-aangeklaagde Johan van Holthuysen ontving in 1454 het halve goed Tjodink in Warnsveld in leen. Mogelijk is hij dezelfde Johan van Holthuysen die van 1461-1483 rentmeester was in het land van Zutphen in dienst van de hertog en tussen 1471-1481 regelmatig lid van de magistraat van Zutphen. Mogelijk is hij ook dezelfde die in 1460 bij een andere veemgerechtzaak zelf als vrijschepen optrad! Riddergoed Ter Brake De eerste bekende leenman van het ridderlijk zadelgoed Ter Brake in Warnsveld,5 Reynolt, was in 1405 opgevolgd door zijn zoon Jo han. Deze had nog een jongere broer Arnt en beide broers kregen een zoon die ze Rey- ner noemden. Reyner Johanszoon ontving in 1443 het leengoed Ter Brake van zijn vader, maar een jaar later wordt zijn neef Reyner Arntszoon er plotseling mee beleend, naar eigen zeggen als erfgenaam van zijn oom. Neef Reyner Johanszoon is dan nog in leven en wordt bovendien vijf jaar later door Rey- ner Arntszoon aangeklaagd samen met de zes anderen. Ook de andere twee leengoederen waar Reyner Johanszoon en zijn minderjarige broer Johan in 1443 mee waren beleend, Tjo dink en Hunnekink, gingen na één jaar plot seling over naar zijn neef. Maar het wordt nog merkwaardiger. Nadat Reyner Arntszoon het Tjodink tien jaar lang in bezit heeft gehad, ging de helft van het leen in 1454 plotseling weer terug naar 'het andere kamp', namelijk naar Johan van Holthuysen, een van de zeven verveemden. Doodvonnis Tadema meent - en Kossmann-Putto volgt hem daarin - dat het bij Andries Iseren later inderdaad tot een doodvonnis is gekomen.6 In 1453 wordt hij nog als schepen vermeld, maar in dat jaar is hij ook overleden. Vervol gens wordt zijn aanklager Reyner ter Brake Arntszn. op zijn beurt aangeklaagd door de 102 ^utphen - 2016/4

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2016 | | pagina 6