werd ook door de koning gestimu leerd en de vrijbanken vervulden in feite de rol van een Koninklijk Hofgerecht, een hoger rechtscol lege waar men in beroep kon gaan tegen uitspraken van lagere recht banken. Een vrijstoel was eigendom van een 'stoelheer', meestal de plaat selijke graaf of vorst. Deze kreeg hier weliswaar goede inkomsten uit, maar had slechts beperkte in houdelijke invloed op de vrijbank. Die werd voorgezeten door een 'vrij graaf' die rechtsprak in over leg met zijn 'vrijschepenen'. Deze behoorden allen tot het 'veemge nootschap', waarin zij waren opge nomen na een opleiding en inwij ding. Daarbij moest de kandidaat een eed afleggen die zeer zwaar woog en hij moest tal van formu leringen kennen en ook gebaren die bij de besloten veemrechtszit tingen gebruikt werden. Inhoudelijk was deze rechtspraak gebaseerd op het oude Saksische recht, waarbij onder andere het zweren van een eed hoog werd aangeslagen als bewijs, en eedbreuk een halsdelict was. Bredevoort De enige functionerende vrijstoel op het grondgebied van het huidige Nederland was die in Bredevoort, oorspronkelijk deel van het vorstbisdom Munster, gelegen in Westfa- len. In 1326 had de graaf van Gelre Brede- voort met zijn vrijstoel verworven en van zijn vrijbank daar werd veel gebruik gemaakt. Uit het huidige Nederlandse grondgebied waren het voornamelijk inwoners van Gelderland en Overijssel - en dan vooral uit de steden Zwol le, Deventer en Zutphen - die met het West- faalse veemgerecht in aanraking kwamen. Het rechtsgebied van een veemgerecht strekte zich Zegel uit 1445 van Andries Iseren Gerritszoon, magistraat van Zutphen.Van de veemgerechtszaken die speelden onder burgers op het huidige Nederlandse grondgebied, kreeg alleen zijn zaak een bijzonder dramatisch einde. (Regionaal Archief Zutphen. Bewerking: Diederik Rijs) in principe over het hele Duitse Rijk uit. Een inwoner van Zutphen die naar zijn gevoel bij de Zutphense schepenbank geen gehoor had gekregen, kon voor een hoger beroep niet al leen in Bredevoort terecht, maar hij kon naar iedere vrijbank in Westfalen stappen. Na de middeleeuwen, toen de veemgerech ten door modernisering van het recht in het Duitse Rijk hun functie van beroepsinstan tie verloren hadden, kwam het verleden van deze rechtbanken - grotendeels ten onrech te - in een kwade reuk te staan. Dat kwam o.a. door het besloten ('geheime') karakter van de vrijbankzittingen en van het genoot schap, door de radicale bevoegdheden die het veemgerecht had zoals directe executie - wat overigens weinig voorkwam - of vo gelvrijverklaring, en vooral ook door misin terpretaties en geruchten. Onderzoek heeft uitgewezen dat de vrijstoelen over het alge- 100 ^utphen - 2016/4

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2016 | | pagina 4