Cajdris armatas actus dirasa phalqnaes, At Jic -MA URrrji copiasBatauafq. cohortes
I taliceJcnferejiucesGallieff tulere videmnt Comités GermniJcnfitlBETtus
Opstelling van het Staatse leger onder Prins Mau-
rits bij het beleg van Neuss (D), 1610. Bij de in een
vierkant opgestelde gevechtseenheden voetvolk
staan de piekeniers in het midden, terwijl op de
vier zijden enkele rijen musketiers of roerdragers
staan. Deze gevechtsopstelling maakte een vaste
verhouding tussen spiesen en vuurwapens nood
zakelijk. (Ets Simon Frisium, ca.1614. Rijksmuseum
Amsterdam)
Vogel, terwijl graaf Herman Otto van Styrum
aan het hoofd stond van de grootste: 147
man. De gemiddelde sterkte van deze twaalf
compagnieën was 96. Dat is aanzienlijk klei
ner dan bij de monstering van 1592, maar
volkomen in overeenstemming met de door
De Jong gesignaleerde trend (tabel 2).
Vervolgens vinden we pas weer gegevens
over de bewapening van het Zutphense gar
nizoen op een monsterrol van 4 september
1615. Er worden dan twee Franse compag
nieën in Staatse dienst gemonsterd. Van de
compagnie van kapitein Du Bellaij worden
alle honderd officieren, onderofficieren en
manschappen bij naam genoemd. Over hun
bewapening wordt echter helemaal niets
meegedeeld. Van de andere compagnie, on
der commando van kapitein Du Plessis, wordt
daarentegen geen enkele naam vermeld,
maar juist wel de samenstelling. Er zijn 8 of
ficieren met 2 knechts, 39 mousqueteurs en 47
picguiers, totaal 96 man. Het aandeel muske
tiers in deze compagnie bedroeg 40%. Dat
komt uitstekend overeen met het gemiddelde
percentage (43) dat De Jong noemt voor het
jaar 1615. Het aantal piekeniers in deze com
pagnie was daarentegen hoger dan gebrui
kelijk voor dat moment. De reden daarvan is
niet bekend.
Modern garnizoen
De bewapening van het garnizoen van Zut-
phen in de jaren 1591-1615 lijkt een tamelijk
getrouwe afspiegeling van die van het Staat
se leger als geheel. De moderniseringen die
Maurits in de krijgsmacht doorvoerde, zien
we terug bij het voetvolk van het garnizoen
van Zutphen. Dit betreft vooral de verdrin
ging van de roers door de modernere mus
ketten en de verschuivingen in het aandeel
vuurwapens en spiesen binnen een compag
nie. De enkele monsterrollen die bewaard
zijn gebleven, laten zien dat het garnizoen
van Zutphen bestond uit volwaardige troepen
die volgens de nieuwste inzichten waren sa
mengesteld en waren bewapend met moder
ne wapens. Dit onderstreept het belang van
Zutphen als garnizoens- en vestingstad in de
strategie van het Staatse leger.
Noten
1 Regionaal Archief Zutphen (RAZ), archiefnr.1,
inv.nr. 2059: Revue van de troepen te Zutphen
op 18 januari 1592.
2 Zie bijvoorbeeld H.L. Zwitzer, De militie van
den Staat. Het leger van de Republiek der Verenigde
Nederlanden, Amsterdam 1991.
3 Door het overhalen van de trekker drukte de
haan een brandende lont in de kruitpan. De
vlam die hierbij ontstond, sloeg door het zund
gat en bracht de lading kruit in de loop tot
ontbranding, waarna de kogel werd afgevuurd.
(http://nl.wikipedia.org/wiki/Lontslot)
4 Rondassiers waren bewapend met een kort
zwaard en een schild (rondache).
5 M.A.G. de Jong, 'De bewapening van het
Staatse Leger 1590-1621', in Armamentaria 32
(1997).
6 RAZ, archiefnr.1, inv.nr. 2054: monstercedels
1606-1689.
^utphen - 2016/4 115