J f
-
-
-
-
-
-
-
y y t.ty.c.,y j
"1 --l''rV
"VA.V ^W^v^f. ,j
A- Os»*»" y*ty*>>S <,A I.u
^).«J 0.*v>~^Jy5>.6.'V..'„ >.<\.t. V.~V.s
irf <A»& .<"».^>.-'l'
jf k
C-^A .<wA,
7?v^FA.ij m.<V A^Av♦"!«>..-•
*S.v T\~^t A-.A, «.Vf- yv<fl&n Irr
0 *s>
£Ua>4 J*<2r r^A' P72*,+ Ua. I
~A J/3).'''VV,.>r.<,..a. ^-V.W 1
,3 J,3W fc~t- J>, /'?,v~AJ Av.*& P.' ,,,,A,. ;.\s
Eerste pagina van het verslag van de "Revue van de
troepen" die op 18 januari 1592 te Zutphen werd
gehouden door gecommitteerden van de magistraat
op bevel van de Raad van State te Den Haag. (Foto
Regionaal Archief Zutphen (RAZ), archiefnr.1, inv.
nr.2059)
In de jaren '70 van de i6e eeuw, kort na het
begin van de Opstand, bestond een compag
nie voetvolk nog voornamelijk uit roerdra
gers, bijgestaan door een aantal piekeniers,
hellebaardiers en rondassiers. Roers waren
geweren met een lontslot.3 In het begin van
de oorlog deed het musket zijn intrede. Dit
was een zwaardere uitvoering van het roer. Bij
Tabel 2. Gemiddelde sterkte en samenstelling van
een compagnie infanterie van het Staatse leger
1573 - 1621 (bron: M.A.G. de Jong, 1997)
Roerdrager met brandende lont bezig zijn wapen
te richten. Roers waren lichter en makkelijker te
hanteren dan musketten, maar hadden ook minder
vuurkracht. (Prent Jacob de Gheyn, ca. 1610. Rijks
museum Amsterdam)
het richten en afvuren moest het gesteund
worden op een furket (steunvork). Ondanks
dat het moeilijker te hanteren was, verdrong
het musket langzamerhand het roer vanwege
zijn grotere vuurkracht.
Ook de hellebaardiers en rondassiers4 ver
dwenen. Ze werden vervangen door pie-
keniers, die met hun zes meter lange spietsen
de roerdragers en musketiers beschermden
tegen aanvallen van de vijandelijke cavalerie.
jaar
Sterkte
Roers
Musketten
Spiesen
Hellebaarden en rondassen
1572-1577
150
65
3
11
6
1593
140
39
16
31
3
1604
109
2
44
41
1607
118
51
36
1615
67
43
37
1620
67
43
37
N.B.: de ontbrekende percentages betreffen officieren met hun knechten.
^utphen - 2016/4 113