molencomplex aan de Berkel, waar ze hem
achtereenvolgens de eekmolen, de oliemo
len, de grutmolen, de volmolen en de zeems-
molen lieten zien. Daarna inspecteerde het
gezelschap de gebouwen van de IJsendoorn.
Creutznach leek vooral enthousiast over de
eekmolen en ook de IJsendoorn stond hem
wel aan. Hij vroeg om een nauwkeurige plat
tegrond van de IJsendoorn, zodat hij die later
nog eens kon inspecteren. Ook zou hij zijn
memorie van poincten aan de magistraat laten
toekomen, zoals hij ook in Arnhem had ge
daan.
De magistraat gaf onmiddellijk de stads-
bazen Gerrit Ravenschot en Gillis Bovij op
dracht om die plattegrond op te stellen en
bij Creutznach af te leveren. Zelf boog de
magistraat zich over het wensenhjstje van de
generaal-majoor. Dat bleek niet mis, maar de
De nieuwe Nieuwstadspoort, stadszijde, ca. 1870.
De situatie rechts op de tekening is niet veel
veranderd sinds generaal-majoor Creutznach hier
in 1752 zijn inspectie uitvoerde. Achter poort en
gebouw zouden huisjes voor werklieden van de ge-
weerfabriek komen, en het eveneens daar liggende
rondeel zou opslagplaats voor kolen en brandhout
worden. De gebouwen links op de tekening zijn
resp. de manege van de huzaren (met puntdak) en
het telegrafenhuisje; deze zijn veel later gebouwd
(ca. 1855). Tekening door W van der Worp. (Stede
lijk Museum Zutphen)
Edele en Agtbare Heeren waren bereid heel ver
te gaan om de geweerfabriek naar te Zutphen
te krijgen. Aan alle wensen van Creutznach
werd vrijwel zonder voorbehoud tegemoet ge
komen. Wegens het grote belang voor de stad,
vroeg de magistraat ook het oordeel van het
College van Gemeenslieden1. Dat verklaarde
zich helemaal te kunnen vinden in de stand
punten van de magistraat en was zelfs bereid
hier en daar nog een stapje verder te gaan.
Zo had Creutznach zijn oog laten vallen op
het ammunitiemagazijn op de Oude Wand2
als opslagruimte voor zijn geweerfabriek. Dat
was echter al verhuurd aan de Raad van Sta
te in Den Haag, zodat de magistraat die boot
wilde afhouden. De gemeenslieden vonden
dat onzin. Gewoon de huur opzeggen en me
teen ter beschikking stellen van Creutznach,
adviseerden ze.
Toezeggingen
Generaal-majoor Creutznach en de magis
traat werden het op bijna alle punten eens.
De eekmolen zou ter beschikking van de ge-
weerfabriek worden gesteld. Als de fabriek na
verloop van tijd wilde uitbreiden, kon ook de
oliemolen gebruikt worden. De benodigde
boor- en slijpmachines zouden op kosten van
de stad vervaardigd worden, volgens tekenin
gen en beschrijvingen door Creutznach aan
te leveren. Eveneens op kosten van de stad
zouden woningen voor de werklieden wor
den ingericht. De stad zou zorgen voor alle
benodigde opslagruimtes voor brandstoffen,
grond- en hulpstoffen en geproduceerde
wapens. Alle gebouwen in gebruik bij de ge-
weerfabriek, inclusief de woningen, zouden
volledig in onderhoud komen bij de stad.
Datzelfde gold voor de molens die door de
fabriek gebruikt zouden worden, met hun
mechaniek van raderen, assen en kammen.
Er zou een redelijke huur afgesproken wor
den voor molens en gebouwen, die, een
maal vastgesteld, nooit meer verhoogd zou
^utphen - 2016/3
81