Het molencomplex op de Berkel werd in 1887
gesloopt, waarna de Overwelving kon worden aan
gelegd. In 1752 werd overwogen een of twee van
de molens te bestemmen voor een geweerfabriek.
(Stedelijk Museum Zutphen)
Vooral de kwaliteit van geweren en pistolen,
die geproduceerd werden in Luik, liet ernstig
te wensen over. Van de 200 lopen die Creutz-
nach bij een test met dubbele lading liet be
proeven, sprong meer dan 30 procent al bij
het eerste schot. Creutznach adviseerde dan
ook aan Willem IV 'om binnen de seven Provin-
tien een ijge geweer Fabricque tot 's Lands dienst
te doen opregten'. Even leken de plannen op
de lange baan te geraken, toen Willem IV in
1751 overleed. Zijn zoon en opvolger, de late
re erfstadhouder Willem V, was pas drie jaren
oud. Willems weduwe, Anna van Hannover
(1709-1759), nam voorlopig de regeringsta-
ken voor haar zoon waar.
Creutznach wist ook de regentes te over
tuigen van het belang van een geweerfabriek
binnen de Republiek. Hij toog op pad om
een geschikte locatie te vinden. Om niet be-
kende redenen zocht hij die in eerste instan
tie in Gelderland. Bij zijn bezoek op 9 augus
tus 1752 aan Zutphen verzekerde hij dat de
uitverkoren stad als enige in de Republiek
wapens zou gaan produceren voor de militie
van de Staat, dat een en ander op octrooi zou
geschieden en dat de fabrikeur het exclusieve
productierecht zou krijgen. Hij vermeldde er
terloops bij dat hij enkele dagen eerder de
situatie in Arnhem had bekeken en dat hij in
middels in afwachting was van het antwoord
van de Arnhemse magistraat op zijn memorie
van poincten, zijn wensenlijstje dus.
Watermolens
Wat Creutznach zocht waren geschikte kracht
bronnen voor het aandrijven van de boor- en
slijpmachines - die trouwens alleen nog maar
op papier bestonden - waarmee de geweer
lopen vervaardigd zouden worden. Daarnaast
had hij productie- en opslagruimtes nodig en
woningen voor de werklieden van de geweer-
fabriek. Van Heekeren en Verstege namen
hem daarop als eerste mee naar het stedelijke
80
^utphen - 2016/3