Een vergeefse lobby in de 18e eeuw
Hoe Zutphen *s Lands geweerfabriek misliep
Rob Kammelar
De laatste jaren is Zutphen niet verwend wat betreft de werkgelegenheid.
Overheidsdiensten werden ingekrompen of overgeplaatst, bedrijven sloten hun deuren
of kozen alsnog voor een andere vestigingsplaats. Dat Zutphen in vroeger eeuwen ook
wel eens misgreep, blijkt uit het volgende verhaal.
Op 2 augustus 1752 ontving de magistraat
van Zutphen bericht dat de generaal-majoor
Creutznach onderweg was naar Zutphen
om te onderzoeken of onze stad in aanmer
king kon komen voor de vestiging van een
geweerfabriek. De magistraat, zich meteen
het economisch belang voor de stad realise
rend, wees onmiddellijk uit zijn midden bur
gemeester A. van Heekeren en raadsvriend
mr. B.J. Verstege aan om de generaal-majoor
te begeleiden en alle medewerking toe te zeg
gen.
Baron von Creutznach
Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog
(1740-1748) was de gevechtskracht van het
leger van de Republiek op een dieptepunt
beland. Meteen na de Vrede van Aken nam
stadhouder Willem IV maatregelen om hier
verbetering in aan te brengen. Zo benoemde
hij de Duitse artilleriedeskundige Leonard
Stephan baron von Creutznach (1702-1773)
als adviseur en hoogste bevelhebber van
het korps artillerie. Een van Creutznachs
taken was het verbeteren van de bewapening.
De zeemsmolens op de Berkel. Iets verder stroomopwaarts - niet op de tekening - liggen de eek-, grut-,
olie- en korenmolens van de stad. Tekening door Herman Saftleven, omstreeks 1660. (Stedelijk Museum
Zutphen)
Zutphen - 2016/3
79