Geleidebrieven Jan Frings Wie mocht denken dat wij leven in de meest ingewikkelde tijd ooit, zou eens goed moeten kijken naar de middeleeuwse geleidebrieven. Menig moderne reiziger kan knap zenuwachtig worden als hij merkt dat je op de reis van Zutphen naar Roermond met verschillende treinmaatschappijen moet reizen. En hoe zit dat nou met dat in- en uitchecken? Een middeleeuwer die een reis ondernam, wist bij voorbaat dat er onderweg vast wel vijandig gebied, misschien wel een regelrechte oorlog, was. Zo'n reis moest goed voorbereid worden. De hier behandelde geleidebrieven laten daar wat van zien.1 Geleidebrieven, paspoorten of sauve-gardes - er bestaan diverse aanduidingen voor - had den als bedoeling de drager ervan een veilige doortocht te verschaffen. Van dit veelvuldig gebruikte soort document zijn er, in ieder ge val in Zutphen, 65 overgebleven. Ze bestrij ken de periode van 1297 tot 1542, dat is 245 jaar. In Zutphen is ooit een aantal van deze brieven bij elkaar opgeslagen; dat maakte het makkelijk ze als groep te transcriberen en te bestuderen. Er moeten er - ook elders - nog veel meer zijn, opgeslagen tussen andere do cumenten. En nog heel veel meer zijn verlo ren gegaan. De tekst van zo'n document volgt een be paald stramien. Iemand, die gezag uitoefent over een bepaald gebied, garandeert bepaal de reizigers, in onze gevallen doorgaans Zut- phenaren, dat ze gedurende een bepaalde tijd ongehinderd door zijn gebied mogen reizen. Een geleidebrief begint met de naam van de gezaghebber en eindigt er bijna altijd mee dat dit alles is opgesteld zonder arglist2; verder is zo'n brief bezegeld. Uit de gegeven voorbeel den zal blijken dat bepaalde bewoordingen (zoals zonder arglist) telkens terugkomen. Dit loopt vooruit op wat je juridisch jargon zou kunnen noemen. Er mag geen misverstand ontstaan over wat is afgesproken en dat doe je door je te beperken tot een bekend begrip penapparaat. Bij alle voorbeelden staat tussen haakjes een eenvoudige code, bijvoorbeeld (1805/1)Daarmee is het mogelijk zelf trans criptie en tekst te bereiken. Hoe? Dat staat uitgelegd in het kader Opzoeken. De oudste brief (1805/1) is gedateerd 21 mei 1297 int jaer ons heren dusent twe hondert zeven ende neghentig dinccenddages voer ons heren up- vaert). De zoon van Floris V, Jan I, graaf van Holland en Zeeland, heer van (West-)Fries- land, geeft de burgers van Zutphen een vaste geleyde in zijn land voor zes weken. De jongste (1805/81) is een vrijgeleide brief van Deven ter, gedateerd 1 december 1542 (inden jair ons heeren dusent viifhundert tweeendevirtig opten irsten dach Decembris). Deze is niet bestemd voor gewone burgers, maar voor afgevaardig den uit steden van het hertogdom Gelre, en het betreft geen handel, zoals in de brief van Jan I, maar het gaat om vredesbesprekingen. Ruwweg de helft van deze geleidebrieven be treft burgers die handel willen drijven, de an dere helft betreft afgevaardigden die ergens iets moeten bespreken. De tijd die de burgers kregen, varieert van een week of zes tot een jaar, terwijl de afge vaardigden een nauw omschreven periode kregen om hun werk te doen. Dat kon een dag zijn, acht dagen, soms wel veertien da gen en vaak is ook het aantal afgevaardigden (en hun paarden) precies vastgesteld. In de 74 ^utphen - 2016/3

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2016 | | pagina 10