'Weggegooid geld'
Trambrug over het Twentekanaal
Han Koolhof
Onzin
Twenthe-kanalen
In 1921 vestigt Rijkswaterstaat aan de Nieuwstad 79 in Zutphen een projectbureau
dat voorbereidingen moet treffen voor het realiseren van de Twentekanalen (zie de
kadertekst). Maar door overheidsbezuinigingen gaat pas in 1930 de eerste aanbesteding
de deur uit: die voor de voorhaven bij Fort De Pol. Over het Twentekanaal komen
behalve zo'n twintig verkeersbruggen ook een spoorbrug en een trambrug.
Die trambrug is nodig voor het lijntje naar Deventer, dat nog maar enkele jaren
daarvoor, in 1926, in gebruik is genomen.
Om kosten te besparen besluit men de spoor
lijnen naar Deventer en Hengelo tot voorbij
de te bouwen brug bij Eefde samen te voegen,
en de trambrug pal naast de spoorbrug te
leggen. Of eigenlijk: spoorbruggen, want de
spoorwegen kiezen voor twee enkelsporige
bruggen. De drie bruggen zouden komen te
rusten op gemeenschappelijke landhoofden,
wat eveneens een kostenbesparing betekent.
Het liberale Tweede Kamerlid mr. Anthon
Gerrit ^mile ridder van Rappard (1871
1946) - in het dagelijks leven president van
de arrondissementsrechtbank in Tiel - vindt
die hele trambrug maar onzin, zoals blijkt uit
De huizen op de achtergrond ontkomen net aan sloop bij de aanleg van het sluizencomplex in de jaren '30.
Maar voor de geplande tweede sluis noordelijk van de huidige moeten ze alsnog het veld ruimen. De werk-
treintjes op de ansichtkaart zijn van de aannemer.
Op 4 november 1919 komt de wet tot stand
die voorziet in de aanleg van de Twenthe-
kanalen (meervoud en in die spelling). Het
gaat om een kanaal van Zutphen naar En
schede, met aftakkingen naar Almelo, Borne
en Oldenzaal. En een kanaal dwars door
de Graafschap. Die zou net voorbij Almen
aftakken van het Twentekanaal en voorbij
Doetinchem bij de Duitse grens bij Lobith
uitmonden in de Boven-Rijn. Bij elkaar 122
km aan kanalen. Zoals bekend is alleen het
Twentekanaal gegraven en de zijtak naar
Almelo.