De slag bij Houthalen op het moment dat de 2e Afdeling Friese Schutterij arriveert op het slagveld en een beslissende rol in het gevecht speelt. Lithografie van Nicolaas Pieneman, 1831. (Rijksmuseum Amsterdam) Roestige sabels en geweren Kleding en uitrusting van de plattelands- schutters bleken een treurig samenraapsel. Weliswaar hadden de thuis blijvende schut ters van de tweede en derde ban hun goede uniformstukken en wapens moeten afstaan om die van de vertrekkende troep compleet te maken, veel had dat niet geholpen. Zonder uniformjas of -broek, met de eigen pet of muts op het hoofd, vaak op klompen in plaats van schoenen, moet de plattelandsschutterij een ongeorganiseerde bende hebben geleken. Geweren en sabels, die jarenlang ongebruikt en vergeten in de stal of op de hooizolder had den gelegen, waren uitgeslagen van de roest. Aldus uitgedost gingen de nieuw gevormde compagnieën op weg naar de Brabantse kan- tonnementen. Ondertussen werden in allerijl de ontbrekende uniform- en uitrustingsstuk ken aangemaakt en nagezonden. En hoewel de kosten voor het Rijk waren, wilden leveran ciers pas met hun waren over de brug komen als de gemeente garant stond voor betaling. Die kwam vaak maar mondjesmaat af. Zo was de Zutphense koopman Peter Stransenbach nog in 1834 bezig zijn laatste centen binnen te halen voor leveranties die hij in 1830 aan de schutterij had gedaan.10 Huiden- en beenderenpakhuis De tijdelijke huisvesting van de schutters was een enorm probleem. Verantwoordelijk voor adequate huisvesting van schutters èn militai ren was burgemeester PJ. Swaving.11 Op veel hulp van de militaire autoriteiten hoefde hij echter niet te rekenen. Die bestookten hem alleen maar met hun eisen en instructies. Soms waren die nog tegenstrijdig ook. Zo kreeg Swaving instructie van generaal-majoor Behr, de militaire commandant in de pro vincie Gelderland, om de binnentrekkende schutters zoveel mogelijk in de kazernes on der te brengen. Een dag later drong de garni zoenscommandant majoor Van Schaeck er bij de burgemeester juist op aan de plattelands- schutters toch zoveel mogelijk bij burgers in te kwartieren.12 De Grote Kazerne in de Waterstraat13 was bezet door de huzaren van het 6e en het 8e Regiment, die hals over kop uit Doornik en Gent waren teruggetrokken. Ook was er een compagnie van de 7e Afdeling Infanterie in garnizoen gekomen. Het kazernegebouw aan de Nieuwstadspoort was volgens b&w on bruikbaar en het zou geruime tijd in beslag nemen om het in bewoonbare staat te bren- gen.14 Er moest ergens anders ruimte worden gevonden. Een raadscommissie kwam met een lijst van 21 localiteiten, die liep van het herenhuis van de erven Van Löben Sels op het 's Gravenhof15 tot het huiden- en been derenpakhuis van Hissink op de Oude Wand. Particuliere ruimtes zouden desnoods wor den gevorderd. De erven Van Löben Sels dreigden onmiddellijk met een rechtszaak om aan vordering te ontkomen en het pak huis van Hissink bleek - zelfs naar de toenma lige maatstaven - volslagen ongeschikt voor menselijk verblijf, hoe kort ook. Uiteindelijk bleven slechts twee panden over: het oude Broederenklooster waarvan lokalen van de vroegere Latijnsche School en ook de Con- 38 ^utphen - 2016/2

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2016 | | pagina 6