Geen vetpot
De schutters marcheerden naar Nijmegen,
waar ze nog diezelfde dag aankwamen. Daar
stelde de compagnie zich opnieuw onder het
commando van Lulofs, die inmiddels was
benoemd tot commandant van het gehele
ie bataljon. Officier van gezondheid bij het
bataljon was de Zutphense heelmeester G.J.
Milius. Enkele dagen later verkaste de com
pagnie naar Grave, waar ze voorlopig in garni
zoen bleef. Hier begon compagniescomman
dant Van Löben Sels met het bijhouden van
het menageboek. Sergeant Zeger Buitenhuis
fungeerde als menagemeester. Er waren 162
man te voeden, 19 man minder dan er uit
Zutphen waren vertrokken. Waar die ontbre
kende schutters zijn gebleven is onduidelijk.
Op het menu stonden voornamelijk aardap
pels en wat groenten zoals kool en wortelen.
Het eten werd op smaak gebracht met vet,
azijn en peper. Vlees kregen de schutters zel
den. Aan voeding werd vijftien cent per man
per dag uitgegeven. Daarvan moesten trou
wens ook het eetgerei en het stookhout be
taald worden. En ook het geld voor de kapper
ging er af.14 Met voormalig klerk Winold Ab-
bing ging het uitstekend. Hij maakte in mei
1831 promotie en was nu al sergeant-majoor.
Achtergebleven gezinnen, die hun kostwin
ner moesten missen, werden door de stad on
derhouden. Een vetpot was ook dat niet. De
uitkeringen, die wekelijks werden uitbetaald,
varieerden van zeventig cent tot twee gulden
al naar gelang de gezinssamenstelling. In die
eerste mobilisatiemaand november kregen
49 achtergebleven gezinnen ondersteuning.15
Consumptiebonnen
De Gelderse schutterscompagnieën werden
ten slotte ingedeeld bij het veldleger en na
men in augustus 1831 deel aan de Tiendaag
se Veldtocht.16 Schutters die dachten dat ze
daarna naar huis konden, kwamen bedrogen
uit. Koning Willem i wenste zich nog niet neer
te leggen bij de feitelijke deling van zijn rijk,
zoals overeengekomen in het Verdrag van
Londen in november van dat jaar. Hij hield
zijn leger paraat aan de zuidelijke grens. Pas
in de loop van 1834 mochten de schutters te
rug naar hun gezinnen en hun baan.
Toen in de kantonnementen de geruch
ten rondgingen dat de schutters binnenkort
naar huis mochten, greep Winold Abbing, in
middels opgeklommen tot tweede luitenant,
meteen naar de pen. Hij schreef een brief
aan b&w van Zutphen, waarin hij solliciteer
de naar de vrijgekomen post van de onlangs
overleden commies De Longte. Abbing liet
niet na te vermelden dat hij de eerste was die
zich in oktober 1830 als vrijwilliger had ge
meld, daarmee aangevend wel recht te heb
ben op die baan.17 Kennelijk vonden b&w
dat ook, want in 1841 maakte Abbing alweer
promotie en werd hij benoemd tot gemeen-
te-ontvanger.18 Niet alle schutters kwamen er
zo goed van af. Schutter Peter Cornelis van
Brugge overleed op 13 februari 1831, terwijl
hij met de compagnie in Nijmegen lag. Het is
niet bekend waaraan hij is gestorven.19
De Zutphense schutters kwamen op 2 sep
tember 1834 thuis. Eerst was er het officiële
welkom. Burgemeester Swaving hield een
nogal plichtmatig welkomstspeechje. Hij
sprak van 'moed, trouw, volharding en ijve
rige pligtsbetrachting van de schutters, waar
voor hij onzen opregten dank betuigde'. Hij
vervolgde met de aansporing: 'Treedt thans
terug in Uwen huiselijken kring en gedraagt
U aldaer opnieuw even braaf als werkzame
Burgers, als Gij U onder de wapenen als bra
ve en dappere soldaten gedragen hebt.'20 Ka
pelmeester Hess liet het muziekkorps van de
Schutterij spelen als nooit tevoren, waarbij
vooral de nieuwe schelleboom, chromatische
bashoorn en Turkse bekkens, die hij speciaal
voor deze gelegenheid van b&w had weten
los te peuteren, in het gehoor vielen.21 Voor
de manschappen ten slotte waren er 'bons
14 ^utphen - 2016/1