tfa ljtrr?7n4y<*. Af*
m
nt 0t»
f M
^jEw 4aA^ Mr rmVy™
Wie was Slindewater?
Wie was Meinsma?
De bedoeling van de schets
Conrad Slindewater (gestorven in 1559) was
sinds 1544 kerkmeester.4 Hij was de aanjager
tot het bouwen van deze Librije. Librije - nu
zeggen we bibliotheek - was toen een gewoon
woord; er waren verscheidene in Zutphen.
Nieuw was toen de idee dat iedereen er te
recht moest kunnen; Slindewater vond de
openbare leeszaal uit en hij was er enthousi
ast voor. Dat weten we dank zij een soort no
titieboekje van hem, dat ook in het raz ligt5
(fig. 2). Dat boekje heeft als opschrift Consi-
deratiën van C. Slyndewater over Kerkzaken. Hij
schreef aan keizer (Karel v), bisschop (van
Utrecht) en iedereen over zijn idee6(fig. 3.)'.
Het is bekend dat hij zelfs bezig was alvast te
begroten wat er voor materiaal nodig was.8
Helaas heeft hij de opening van de Librije in
1564 niet mogen meemaken.
Als we het handschrift uit zijn Consideratiën
vergelijken met dat van deze schets, kunnen
we niet anders dan concluderen dat Slinde-
water echt zelf deze schets met aantekenin
gen erop heeft gemaakt. Dat is niet nieuw.
Meinsma (zie hieronder) schreef in 1902 in
zijn proefschrift9 al: Op de keerzijde (van een
verzoek) krabbelde Slindewater eigenhandig een
plan voor de nieuwe boekerij!
Dat verzoek, die 'pestbrief'10, is overigens
een verzoek aan Slindewater en Berner (col
lega van Slindewater) om te bemiddelen voor
hulp aan iemands voormalige knecht an de
pestilensien sieck, hier vreemd en die je toch
niet als een beest kon laten sterven. Mede
op grond van deze tekst dacht de al vaker ge
noemde Meinsma dat brief en tekening date
ren van 1555.11 Toen al heeft men een begin
willen maken met de bouw van de Librije.12
Zeer waarschijnlijk is in die tijd Slindewater
ook aan het begroten geweest.
Nu we weten wat voor gedreven man Slin-
Fig. 3 Klad of kopie van een brief van Slindewater. Er
staat: Mijn heren, Wij hebben in den sin een nije Liberije
an die karcke thoe tijmmeren... (scan: RAZ)
dewater geweest moet zijn en we kijken naar
de schets, is het niet moeilijk je hierbij voor te
stellen hoe een enthousiaste Slindewater (of
Slyndewater, spelling vond men toen niet zo
belangrijk) schetste wat hem voor ogen stond
op het eerste het beste vel dat hij bij de hand
had, de achterkant van een verzoek waar hij
mee bezig was.
Dat de Zutphense Librije wereldberoemd is
en tot de top-10 van de Nederlandse monu
menten behoort, is zeker te danken aan de al
meermalen genoemde K.O. Meinsma (1865-
1929).13 Hij kwam in 1896 in Zutphen en trof
een schamele, verstrooide en verwaarloosde
verzameling boeken aan. Hij heeft toen de Li
brije, zoals wij die nu kennen, gered. Met zijn
proefschrift14 genereerde hij er in bredere
kring aandacht voor. Wie iets over de Librije
wil weten, kan niet om Meinsma heen; dat
moet al gebleken zijn. Hij kende de Conside-
ratiën van Slindewater en hij wist van de vele
aantekeningen van deze kerkmeester.15 Het
archief Meinsma beslaat twee meter. Daar
staat overigens heel wat meer in dan alleen
over de Librije; Meinsma was een harde wer
ker. Het is hierboven al gemeld dat de eerder
genoemde beschrijving van de schets van de
hand van Meinsma was. We zullen hem nog
eens tegen komen.
Was het een ruwe schets op de achterkant van
- bij wijze van spreken - een bierviltje, of was
het preciezer hoe hij zich de Librije dacht, of
wenste? We zagen al de opmerking over de
50 ^utphen - 2015/2