Meijer Krukziener met jubilaris mevr. A.H. Barend-
sen, omstreeks 1960. (foto Zeijlemaker, collectie
familie Hazon)
waar ze in hetzelfde jaar zijn vermoord. Alex
en Meijer hebben de oorlog overleefd; met
hun gezinnen zaten ze twee jaar en acht maan
den ondergedoken bij de familie Van der
Vegte, Oudewand 94. Alex en Meijer konden
na de oorlog niet goed meer samenwerken,
onder meer door de stressvolle gezamenlijke
onderduikperiode, waarin ze verschillende
malen botsten. Bovendien was er het verlies
van Sally, die eerder vaak een bemiddelende
rol vervulde.32 Het bedrijf werd opgesplitst.
Er zou zelfs een scheidingsmuur op het fa
brieksterrein zijn gebouwd. In 1946-1949
vond herstel plaats van de fabriekspanden
in het kader van overheidsmaatregelen voor
wederopbouw. Het werd gecombineerd met
nieuwbouw naar plannen van de Zutphense
architect G.J. Jacobs.
Meijer was toen de eigenaar van de fa
briekspanden. Hij kocht voor verdere uit
breiding de panden Beekstraat 17 en 17a
in 1947 van M. de Winter. Een definitieve
overdracht van die percelen moest wachten
op het rechtsherstel voor De Winter, namelijk
financiële afwikkeling van oorlogsschade aan
deze panden, voor welk tot stand komen bereids
stappen zijn genomen, schreef de Zutphense no
taris B.H. Vaags.33 De werkzaamheden hoef
den door deze notariële verslaglegging niet
te stagneren. De tekeningen van de architect
werpen ook licht op het productieproces: er is
sprake van atelier, snijzaal, stoomkamer, pak-
kamers, expeditie, magazijnzolder, kantoor
en privé-kantoor en een grote fietsenstalling
voor het personeel. Ingeklemd tussen deze
bebouwing was een open plaatsje voor kolen.
Meijer werkte bij de wederopbouw samen
met een van zijn zonen34, onder de naam Ned.
Text. Ond. M.M.KRUKZIENEPv. Het verkrijgen
van de door de regering beschikbaar gestelde
herstelvergoedingen verliep bureaucratisch
en moeizaam. Door de distributie kwamen
de bouwmaterialen voor het herstel maar
mondjesmaat af. Ten slotte draaide de fabriek
weer. In het Nederlands Israëlietisch Weekblad
adverteerde de firma bij herhaling. Zo werd
in 1953 gezocht naar een agent die in de he
renmode- en confectiezaken is ingevoerd om onze
uitgebreide clientèle te bezoeken.35 In 1961 is de
gebruikte firmanaam: N.V. Hoeden- en Pettenfa-
briek M.M. Krukziener en Co36
Randgroepjongeren
Petten begonnen uit de mode te raken. Men
sen gingen steeds vaker blootshoofd over
straat. De productie bleek niet meer renda
bel. De fabricage werd stilgelegd en Krukzie
ner richtte zich op de groothandel in hoeden,
petten én stropdassen. Bij gebrek aan opvol
gers hield de onderneming in 1970 op te
bestaan.37 Daarna raakten de bedrijfspanden
in verval. Eind jaren tachtig waren er verbou
wingsplannen tot woningen, maar er werd
gekozen voor verhuur als ontmoetingsruimte
voor randgroepjongeren. Tot dan stonden er
nog fabrieksmachines en magazijnstellingen
met restanten, waaronder stropdassen; er
was nog een kantoortje voorzien van glas met
gestraalde motieven. Voor de nieuwe functie
werd het pand verbouwd.
Later vond alsnog verkoop plaats om wo
ningen te realiseren. In 2000 kwam het zoge
heten Krukzienerhofje gereed, naar ontwerp
van architect G. de Wilde. Het omvat vijf wo
ningen in de van oorsprong drie panden aan
de Beekstraat. Er ontstond een nieuwe bin
nentuin door het slopen van de fabriekspan-
46 ^utphen - 2015/2