Dat doe je gewoon
Zutphense onderduikverhalen
Peter Kooij
De kadertekst op deze pagina bestaat uit twee van de meer dan twintig verhalen uit Dat
doe je gewoon, een publicatie over Joodse onderduikers uit en in Zutphen in de Tweede
Wereldoorlog. Hiervoor zijn onderduikers en onderduikverleners geïnterviewd. In 2010
deed de werkgroep Geschiedenis Joods Zutphen een oproep. Die leverde contacten op in
drie continenten, die soms via een omweg ontstonden, zoals via een vroeger buurmeisje.
Voor sommigen was het direct vanzelfsprekend hun herinneringen te delen, anderen
aarzelden. Eén geïnterviewde zag af van publicatie na het zwart-op-wit zien van de eigen
belevenissen.
Ik zie haar nog zitten. Ze zat achter het
fornuis. Ons moeder zei: 'Dit is Annie, die
komt nu bij ons wonen.' 'Annie' zat aard
appels te schillen bij het fornuis. Het is mei
1943, bij het boerengezin Goossens in Liessel.
Floor Hamburg - dat was haar echte
naam - kwam uit een streng orthodox
Joods slagersgezin in de Zutphense binnen
stad. Dat de jonge vrouw moest wennen aan
het boerenleven in Brabant was niet vreemd.
De eerste zes weken at ze bijvoorbeeld het
spek niet, want dat is niet koosjer. Daarna
moest ze wel. En meehelpen, ondanks het
standsverschil. Ze was deftiger dan wij. Ze
droeg ook andere kleren. Ze kwam uit de
stad, was duidelijk anders. Ze wilde wel,
maar sommige dingen kon ze niet. Koeien
melken. En de paardenstal uitmesten.
De belangrijkste vraag die de kinderen
Goossens wel eens aan hun vader stelden:
'Waarom deed je dat nou, onderduikers
helpen?' Het antwoord luidde steevast: 'Daar
praat je niet over, dat doe je gewoon.'
Floor Hamburg: 'Het was al bijna midder
nacht toen ik vanuit Deurne achter op de
fiets bij iemand van de ondergrondse op
de plaats van bestemming aankwam, bij een
arm boerengezin, de familie Goossens, die
hadden zeven kinderen. Ik sliep boven
op de hooizolder op een matras en moest
vroeg opstaan om de huishouding te doen.
Ook op het veld moest ik hard werken. Het
ergste was de paardenstal uitmesten. Ten
eerste stonk het geweldig naar ammoniak,
ten tweede was het zwaar werk. Ik ging
iedere zondag naar de kerk. Het was zo'n
klein dorp, het zou opvallen als ik niet ging.'
Zutphen - 2014/3 79