en virtuele vraag naar klassiek onderwijs, de mogelijkheid om de bestaande Franse (kost) scholen ermee te verenigen, en de financiële spanwijdte van de lokale burgerij. Op 31 ja nuari 1813 zond hij het plan aan de Franse intendant.14 Helaas moesten de Fransen al in datzelfde jaar de 'Hollandse' departementen ontruimen. Daarmee kwam een abrupt einde aan de pogingen om het Nederlandse onder wijs met het Franse in overeenstemming te brengen. Van den Endes rapport verdween in het archief en werd er in het nieuwe konink rijk niet meer uitgehaald, ondanks de gestaag toenemende crisis van het middelbaar onder wijs. Zelfs in zijn memoires spreekt hij er niet over. Daar heeft hij alleen aandacht voor zijn oogappel, de lageronderwijshervorming van 1806, die zijn naam had gevestigd. Minder prominent Toen het Franse bewind eind 1813 schip breuk leed, behoorde Van den Ende tot de ambtenaren die zich direct bij de nieuwe monarchie aansloten. Koning Willem i hand haafde hem wel, maar in een wat minder pro minente functie. Hij had zich immers actief in dienst van de Franse autoriteiten gesteld, en zijn krediet had ook geleden onder de als excessief beschouwde hervorming (in feite een kaalslag) van het hoger onderwijs. Hij kreeg dan ook slechts de titel van commissaris van de zaken betreffende het openbaar on derwijs, waaraan in 1814 toch weer het lager en middelbare onderwijs werden toegevoegd. In 1817 werd hij bevorderd tot hoofdinspec teur, maar feitelijk was zijn creatieve rol toen al uitgespeeld. Nadat hij in 1833 met pensi oen was gegaan, redigeerde hij nog een gedo cumenteerde geschiedenis van de ontwikke ling van de schoolwetgeving in Nederland, in de vorm van memoires die vooral zijn eigen rol belichtten.15 Hij voltooide die net voor zijn dood, op 28 juni 1846, op huize Geessink te Warnsveld, aan de weg naar Lochem, waar hij zich na zijn pensionering gevestigd had. De band met Warnsveld kwam van zijn vrouw, Anna Gesina Toewater, met wie hij op 5 april 1804 in de Zutphense Sint-Walburgiskerk was getrouwd. Zij was op 25 juni 1780 in Zutphen gedoopt als jongste dochter van de advocaat mr. Heimerik Willem Toewater, die van 1782 tot 1794 stadssecretaris van Zutphen was, en van Anna Gesina Bouman. Bij haar huwelijk woonde zij op het familiegoed Het Blek in Leesten; op 20 maart 1836 overleed zij in Haarlem. Van den Ende bleef alleen achter in Warnsveld, waar hij zich aan zijn hobby's, de geologie en mineralogie, wijdde en zijn memoires schreef. Actueel dilemma Hoe hem te beoordelen? Van den Ende werd als eerste voor het grote dilemma gesteld dat nog niets aan actualiteit heeft ingeboet: wordt onderwijs beter door concentratie en selectie of juist door spreiding en grotere toegankelijkheid? In dat perspectief verdie nen zijn bestuurlijke kwaliteiten beslist onze bewondering. Tegenover de botte bijl van de Franse wetgeving en haar bezuinigingsdrift heeft Van den Ende het dichte en fijnmazige Nederlandse scholennetwerk gered. Hij heeft het gemoderniseerd, voor nieuwe behoeften opengelegd, beter gespreid en breder toe gankelijk gemaakt. Hij schipperde handig tussen de tegenstrijdige eisen van de partijen: het rigide plancentralisme van Den Haag en vooral Parijs tegenover het lokale of geweste lijke verlangen om het bestaande onderwijs aanbod in volle breedte te handhaven en de toegankelijkheid ervan zo ruim mogelijk te waarborgen. Daarbij wist Van den Ende zijn eigen stempel op de wetgeving te drukken, door bevordering van het publieke onder wijs met respect voor en in harmonie met die private initiatieven die in zijn ogen werkelijk de moeite waard waren. En dat alles tegen de belangen van de heersende elites in, met de 2"tphen - 2014/2 45

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2014 | | pagina 13