De praktijk Afb. 6a Bijenkorftype in het Westfalisches Glocken- museum te Gescher. 6b Suikerbrood- of punthoedtype. 6c Hoedvormige klok. (foto's: auteur) In 1909 is experimenteel onderzoek ge daan naar klokken van F. Hemony door A. Vas Nunes. Ook hij stelde de vraag Wat is het dat Hemony 's klokken, wat hare zuiverheid van klank aangaat, verheft boven die van de meeste klokken gieters?19 Na uitgebreide klankanalyses conclu deert Vas Nunes dat in alle klokken van He- mony een zuiver akkoord klinkt. Klokken van anderen laten storende bijtonen horen. Vas Nunes citeert een brief van Hemony,20 waarin die beschrijft wat de problemen zijn en ook hoe hij die te lijf gaat. Ook schrijft Hemony over het belang van de vorm, van het profiel van de klok. In dit licht is het interessant te weten dat er een evolutie is geweest wat de vorm van klokken betreft van een bijenkorf achtige klok (afb. 6a), via een type dat men suikerbrood (afb. 6b) noemt,21 naar het hui dige model. Daarnaast is enige tijd een hoed- achtige vorm (afb. 6c) geprobeerd. Naast al zijn verdiensten had Hemony ook het geluk dat de klok zijn vorm had gevonden, wat hij overigens heel goed besefte.22 Het eerste wat een klokkengieter deed als hij een opdracht had binnengehaald, was klokspijs kopen. Klokspijs bestaat uit een le gering van ongeveer 80% koper en 20% tin, afgezien van kleine verontreinigingen; het is brons. Klokkengieters goten desgewenst ook kanonnen en vijzels. Soms leverde de opdrachtgever kapotte klokken; een kapotte klok is onbruikbaar, behalve dat het brons weer gebruikt kan worden voor een nieuwe klok. De hoeveelheid benodigde klokspijs hing natuurlijk af van de grootte van de ge wenste klok. Om dat te berekenen gebruikte de klokkengieter zijn brochette (afb. 7), ook wel baton de Jacob23 genaamd. Dat was een hou ten of bronzen cilinder van 20 a 30 cm. Met behulp van deze brochette kon hij zijn ontwerp maken voor de klok. Lehr24 heeft aannemelijk gemaakt hoe klokkengieters waarschijnlijk hun klokken ontwierpen. Hij wijst er ook op dat zeer zelden de toonhoogte erbij is aangegeven. Dat was niet zo interes sant. We hebben al gezien dat Zutphen niet vroeg om bepaalde toonhoogten; er werd uit gegaan van een bepaald aantal ponden. Het gieten van een klok is een secuur werk; er kan van alles mis gaan.25 Hemony goot de klok met een iets te dikke wand; dat doet men nu nog. Zo'n klok heeft stemreserve. Na het gieten keerde hij de klok om op een werkbank en dan ging hij stemmen door aan de binnenkant wat materiaal weg te halen. Iedere klokkengieter deed dat, de een wat zorgvuldiger dan de an der. Vaak gebeurde dat als de klok al hing. Sommigen hakten wat materiaal weg waar het ze goed leek.26 Van de Utrechtse klokkengie ter Aelt van Meurs is bekend hoe hij het in 1625 aanpakte;27 verhogen en verlagen van de toon deed hij door uuythouden ofte verkorten na den eysch van 't werck. Maar Commelin schrijft 8 ^utphen - 2014/1

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2014 | | pagina 8