Jonkheer Jacob van Eyck Tonen en boventonen Een van de genoemde onpartijdige meesters was jonkheer Jacob van Eyck. Van deze Jan Jacob van Eyck (circa 1590 1657) wordt altijd weer vermeld dat hij fami lie was van Constantijn Huygens, en dat hij blind geboren was. Belangrijker is dat hij zich bewust was van de betekenis van de tonen en boventonen van een klok.13 En minstens zo belangrijk was dat hij in de gebroeders He- mony intelligente uitvoerders vond van zijn ideeën. Van Eyck beschikte, naast veel andere kwaliteiten, over een analytisch gehoor. Hij was in staat de afzonderlijke tonen van een klok of een muziekinstrument te onderschei den en te benoemen. Er zijn meer mensen met zo'n analytisch gehoor; wie dat niet heeft, valt het moeilijk zich daarvan een voorstelling Als je een snaar aanstrijkt of aantokkelt en als je een orgelpijp of een blaasinstrument aanblaast, krijg je een geluid. Dat geluid bestaat uit een toon (de grondtoon) en een reeks boventonen, karakteristiek voor het gebruikte instrument. Musici weten dat de frequenties van de boventonen zich tot de grondtoon verhouden als hele getallen. Als bijvoorbeeld een boventoon een octaaf hoger is, is de verhouding grondtoon: boven toon 1 2. Wij ervaren dan ook die boven tonen als passend bij de grondtoon. Dat is bij een klok ingewikkelder. Ten eerste hangt de klank af van de plaats waar de klok wordt aangeslagen. Ten tweede is het niet vanzelf sprekend dat de verhoudingen van de diverse frequenties in hele getallen kan worden uitgedrukt. Bij een klok is het mogelijk dat bij een grondtoon c een boventoon cis, een halve toon boven de volgende octaaf, is; dat klinkt niet goed. De frequentieverhouding is dan 1: 2,12. te maken. Leg een blinde maar eens uit hoe de regenboog eruitziet. Dank zij dit vermogen kon Van Eyck om schrijven wat er mis was aan een niet goed klinkende klok. Zeker zo belangrijk was dat hij ook inzag wat daaraan te doen was, hoe je een klok zuiver kon stemmen. En het is geble ken dat hij daarvoor gehoor vond bij de He- mony's. Er zijn aanwijzingen dat ook Pieter Hemony een analytisch gehoor had. In een brief legt hij een opdrachtgever uit dat niet iedere klokkengieter een beiaard kan maken. Hij schrijft ...toutes bonnes cloches ont 6 tonas- avoir c (oct.) c, g (quint) di (minor) - c - g (la plus haut)... oftewel '...alle klokken hebben zes tonen, namelijk c, ci, esi, gi, c2 en g2...'.14 Ook Francois had waarschijnlijk deze gave. Er bestaat een afschrift van een brief van hem.15 In het Latijn beschrijft hij daarin een aantal vereisten van een klok: ..debet campana bona ita esse proportionata, ut exhiberi per eam, seu ex ea percipi possint tres octave, dua quinte, tertia major et tertia minor. In vertaling: 'een goede klok moet zo zijn geproportioneerd, dat er uitgehaald, of in waargenomen kunnen wor den drie octaven, twee kwinten, een grote en een kleine terts'. Ook gezien het profijtelijke contact tussen de Hemony's en Van Eyck is het zeer waarschijnlijk dat alle drie betrokke nen deze gave hadden. Het resultaat mocht er zijn. De Zutphense Hemony-klokken wa ren zo 'nazingbaar' dat sindsdien een carillon alle hele en halve tonen van een toonladder kon - en moest - hebben. Nu zal ook duide lijk zijn waarom Van Eyck en Van Lenninck aandrongen op die extra klokken. Wie wil ho ren hoe een beiaard van vóór die tijd klonk, moet eens gaan luisteren in Monnickendam. Maar wie hieruit concludeert dat eerdere klokkengieters maar wat deden, beseft niet dat de hausse aan klokkenspelen er dan niet was geweest. De Hemony's en Van Eyck heb ben indertijd de laatste stap naar een beiaard als muziekinstrument gezet. 6 ^utphen - 2014/1

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2014 | | pagina 6