Wilhem: een rondtrekkende, vrije
ambachtsman?
'Wilhem (fecit)'
wijkend procédé hebben toegepast. Het lijkt
wel alsof hij zelf zijn portret vervaardigd heeft
aan de hand van (misschien zelfs met behulp
van) een gipsmasker of van een wasafdruk
van zijn gezicht teneinde de werkelijke, niét
de spiegelbeeldige trekken op zijn gezicht te
kunnen vastleggen.14 Wat er ook van zij, deze
doorgroefde kop is oneindig veel overtuigen
der dan al zijn andere werk in de Librije.
Gelet op de gegevens die de vrouw met haar
oorijzer verstrekt, kun je wellicht zeggen dat
zij - van wie, gelet op beider identieke voor
stellingswijze, mag worden aangenomen dat
zij Wilhems partner was - van ver buiten Zut-
phen afkomstig was. En zeer waarschijnlijk
ook Wilhem zelf. Voor deze veronderstelling
is nog een ander, ondersteunend, argument
te vinden. In 1565 werden deze acht nieuwe
leesbanken geplaatst bij de tien andere, die
toen slechts twee jaar oud waren. Het is toch
wel bijzonder merkwaardig dat Wilhem de bel-
densnijder nooit een vervolgopdracht heeft ge
kregen tot het versieren van die acht nieuwe
lectrijnen.15 En dat, terwijl uit zijn bijnaam
beldensnijder - niét beldenhouwer - blijkt dat
hij van professie toch eigenlijk voornamelijk
de houtsnijkunst beoefende. Natuurlijk, Wil
hem kan juist in dat tijdsbestek van ruim twee
jaren overleden zijn, hij kan voor de vervolg
opdracht bedankt hebben, maar een meer
voor de hand liggende, sociaal-economische,
omstandigheid laat iets anders vermoeden.
Beeldsnijders hoorden, evenals schilders,
traditioneel thuis in het Sint-Lucasgilde.
Zo een schilders- en beeldsnijdersgilde ont
brak evenwel in Zutphen.16 Veel schilders of
beeldensnijders zullen dus in Zutphen niet
gewoond hebben, en een opdrachtgever had
in zijn keus hoe dan ook de vrije hand. Ook
Herman Berner, en natuurlijk zal hij gezocht
hebben naar een zo goedkoop mogelijke
arbeidskracht voor dit werk aan de Librije.17
Inderdaad, zo goedkoop mogelijk: op 14 sep
tember 1562 is Wilhem betaald voor zijn
beeldhouwwerk en hij kreeg - opmerkelijk
genoeg - voor zijn beeldhouwkunst geen
stuiver meer dan de andere arbeiders voor
hun metsel-, schilder- of timmerwerk.18 Was
Wilhem soms een van die rondtrekkende
kunstzinnige ambachtslieden die - vrij van de
dwang maar ook zonder de (tariefs)bescher-
ming van een gilde - met hun beeldencatalo
gus op zak en een koffer met mallen, beitels,
gutsen en ander gereedschap op de rug op
zoek waren naar werk? Hij zal niet de enige
zijn geweest.
Maar hij heeft zijn 'handtekening' achterge
laten! De prominente plaats die hij zichzelf
en zijn partner toebedeelde - zie afbeelding
3: op de Christuspilaar, in de onderafdeling
tussen allerlei heiligen en in de nabijheid van
Alexander de Grote en de sibille van Cumae
- toont hoe hij over zichzelf en zijn kunst
dacht. Kunst in dienst van de gemeenschap
en van de godsdienst, jawel, maar ook kunst
met een bijzondere stempel daarop gedrukt,
zijn stempel. Hij blijkt daarbij een typische
zestiende-eeuwer te zijn geweest, levend op
de kentering der tijden, toen onaantastbaar
geachte structuren in kerk en staat, ook door
het optreden van enkelingen, meer en meer
aan het wankelen werden gebracht.
Noten
1 Meinsma (1988 [=1902] 37. Zie voor de
datering van Wilhems werk: Meinsma (1988
[=1902] 35.
2 Frings (2010) 107-108. Met toestemming
van de Stichting Librije te Zutphen zijn de
afbeeldingen ontleend aan de site http://www.
librije-zutphen.nl. Ook hun benamingen zijn
daarvan overgenomen.
3 Frings (2010) 108.
72 Zutphen - 2013/3