Puzzelstukken: de twee koppen als
picturaal paar
De (vrouwen?)kop met oorijzer
De mannenkop
zo een ervaring hebben gehad: Petrus even
buiten Rome, en Paulus nabij Damascus.
Op de pilaar tegenover de voormalige ingang
van de Librije staan een vrouw en een man
afgebeeld (afb. 3). De bewijsvoering inzake
de identificering van deze twee afbeeldingen
is minder 'eenvoudig' dan bij afbeelding 2.
Bij de duiding van deze twee sculpturen kan
alleen een grote mate aan waarschijnlijkheid
bereikt worden, en zulks alleen als verschil
lende feiten en omstandigheden in hun sa
menhang worden beschouwd. Aldus zullen
zij als puzzelstukken elkaar aanvullen en het
bewijs sluitend kunnen maken. Allereerst valt
op dat zij in picturaal opzicht duidelijk een
paar vormen. Immers, alleen van hen is uit
sluitend het hoofd te zien, waardoor zij gede
tailleerder en indringender worden getoond
dan de overige personen.
Zo ook de sculptuur die tot nog toe is ge
noemd: 'Vrouwen(?)kop' (afb. 3), een for
mulering die de mogelijkheid openhield dat
het een afbeelding van een mannenhoofd
was, gehelmd waarschijnlijk. Voor die 'hoofd
bedekking' had men blijkbaar geen verkla
ring. Maar gehelmd is deze persoon aller
minst. Wat je ziet is een zogenaamd ooryzer,
hooftyzer of haaryzer, een beugel die het kapsel,
later ook de vrouwenmuts, op de plaats moest
houden. Oorspronkelijk waren ze inderdaad
van ijzer; later is daarvoor koper, vanaf 1500
ook zilver, en in welvarende tijden zelfs goud
gebruikt. Natuurlijk werden er allerlei ver
fraaiingen in de vorm van knoppen of krullen
op aangebracht, vooral aan de uiteinden van
de beugels. De Friezen, Oostfriezen en De
nen sloegen die uiteinden plat, zodat het als
het ware ronde bladen werden. Ook de oor
spronkelijk ronde beugel zelf werd later plat
geslagen, zodat hij de breedte van twee, drie,
soms vier vingers kreeg.12 En juist dié hoeda
nigheden vind je terug op het oorijzer van de
vrouw die op deze pilaar is afgebeeld.
Oorijzers werden gedragen in de kustgebie
den: Vlaanderen, Holland, West-Friesland,
Friesland, Groningerland, Ostfriesland, De
nemarken. Voorts in enkele streken meer
landinwaarts: Drenthe, Overijssel en noorde
lijk Gelderland (Elburg en Harderwijk). Ech
ter niét in Zuidoost-Drenthe, Salland, Twen
te, de Graafschap Zutphen, Zuid-Gelderland
aan en tussen de rivieren, Zuid-Utrecht en
Brabant. De vrouwen daar 'zijn volkomen
ooryzerloos in hare verschillende volkseigene
hoofdtooisels'.13
Niet in de Graafschap Zutphen dus. We mogen
dan ook aannemen dat de afgebeelde vrouw
met haar regelmatig maar tevens individueel
uiterlijk van ver buiten Zutphen afkomstig
was. De ronde bladen wijzen immers naar
Friesland, Oost-Friesland en Denemarken.
Bij de mannenkop van afb. 3 is het enigszins
anders. Ook deze is individueel van uiterlijk,
maar zeker niet regelmatig. Hij is, meer dan
welke andere afbeelding in de Librije, bij
zonder markant. Deze man met zijn ietwat
grove uiterlijk is wel bijzonder levensecht uit
gebeeld: zijn asymmetrisch gezicht is vol spre
kende gelaatstrekken. Onwillekeurig krijg je
als beschouwer de indruk dat Wilhem de bel-
densnijder hier zichzélf heeft uitgebeeld. Zo
doende volgde hij verscheidene andere beel
dende kunstenaars na, die zichzelf eveneens
een plaats in hun kunstwerk toebedeelden.
Denk aan Jan van Eyck die zichzelf (in de
spiegel) afbeeldde op zijn Portret van Giovanni
Arnolfini en zijn vrouw. Maar Wilhem besefte
blijkbaar heel goed, dat een rechtstreekse
weergave van zijn spiegelbeeld de werkelijk
heid geweld zou aandoen, zeker bij een asym
metrisch gelaat als het zijne. Hij moet een af-
^utphen - 2013/3 71