Leerlooierij wordt kazerne
Navraag bij de regimentscommandant, ko
lonel Storm de Grave, leerde dat het 3e én
4e veldeskadron4 mee in garnizoen zouden
komen. Dat betekende dat er huisvesting
verschaft moest worden aan 417 onderoffi
cieren5 en manschappen en 369 paarden6.
Voor het onderbrengen van de paarden kon
de helft van de landsstallingen7 vrij gemaakt
worden, had de burgemeester al beslist. Het
huisvesten van de manschappen bleek lasti
ger. Stadsarchitect A.B.W. Langenberg, die
ook de functie van kazerneringsmeester be
kleedde, had in 1844 de totale capaciteit
van de drie Zutphense kazernes - eigen
dom van de stad - geschat op 926 man8.
o
T
y
Waliënkazerne op de 's-Gravenhof. Sinds 1840 bewoond door het Korps Pontonniers. In 1854 was er
even sprake van dat dit plaats moest maken voor het 1C Regiment Dragonders. Toen de minister van
Oorlog echter liet weten dat het Korps Pontonniers op korte termijn zou worden uitgebreidmocht
het blijvenen moest voor de dragonders elders kazerneruimte worden gezocht. De foto dateert van
kort na 1900toen de Koloniale Reserve in de Waliënkazerne lag. (particuliere collectie)
4 De overige twee eskadrons van dit regiment werden in Leeuwarden gelegerd.
5 Over officieren wordt in het raadsverslag niet gerept. Zij huurden doorgaans op eigen kosten een wo
ning of kamers van particulieren. Als ze daar niet in slaagden, was de stad verplicht passende woon
ruimte vooi hen beschikbaar te stellen.
6 Apart vermeld wordt dat dit inclusief de paarden van de officieren is. Vrijwel elke cavalerieofficier
bezat één of meer privé-paarden, die hij gebruikte tijdens en buiten de dienst. Deze officierspaarden
kwamen boven op het organieke aantal rijkspaarden van het garnizoen. Ook voor de stalling van de
officierspaarden moest de stad zorgen.
7 De landsstallingen (in de volksmond: de lange stallen) lagen net buiten de stadsmuur op de huidige
Paardenwal, die daaraan zijn naam dankt. Omstreeks 1860 maakten de landsstallingen plaats voor
een schoolgebouw. Nu is hier een parkeerplaats.
8 Nationaal Archief, archief 4.OMM, inv.nr.141, stuk Z33 (rapport Van Brienen 1845; hierin inplakvel).
ZUTPHEN
M