tot het beeldhouwvak was het beeldsnij
werk niet beperkt tot het werken met steen.
Een beeldsnijder vervaardigde uit hout,
ivoor, been en zacht gesteente met messen,
beitels en gutsen driedimensionale voorstel
lingen. Deze beelden werden op onderde
len van kerken, openbare gebouwen, kost
bare interieurs, grafstenen en boegbeelden
van schepen aangebracht. Op de Orna
ment- en Beeldsnij Academie in Deventer
worden nog steeds beeldsnijders opgeleid.
Van de vroege middeleeuwen tot het begin
van de negentiende eeuw waren de beeld
snijders verenigd in een ambachtsgilde. In
Zutphen was dat het Viergekroonde gilde,
een bonte verzameling van vaklieden die
betrokken waren bij de bouwopgaven: tim
merlieden, steenmetselaars, kistenmakers,
vatenbenders (kuipers), leidekkers, steen
houwers en de beeldsnijders.6 In de grotere
steden vielen de beeldsnijders onder het
Sint-Lucasgilde, waarin ook schilders waren
verenigd. Omdat de meeste leden intellec
tueel geschoold waren, gold het Sint-Lucas-
gilde als een geletterd genootschap. De
schilders en beeldsnijders maakten vooral
religieuze voorstellingen en heiligenbeelden
voor kerken en kloosters; daarom dienden
zij het iconografische programma correct
weer te geven, en werden zij door de kerk
onderricht in Latijn en het Bijbelverhaal. In
Zutphen was er, waarschijnlijk door het ont
breken van een omvangrijke schilderspro
ductie, geen Lucasgilde.
Of Wilhelm invloed had op de uitvoering
van de Librije-opdrachten, is door gebrek
aan bronnen niet met zekerheid te zeggen.
Toch lijkt het aannemelijk dat Wilhelm door
de omgang met de kerkmeesters toegang
kreeg tot de wereld van de geest en zich
door die contacten heeft ontwikkeld. Wel
licht kreeg hij de kans door de boeken en
verluchte handschriften van de Librije te
bladeren. Door de kerkelijke opdrachten
werd zijn intellectuele gezichtsveld ver
ruimd; hij leerde kijken, zien, denken en
meedenken.
Door die samenwerking kon de beeldsnij
der in alle bescheidenheid kleine variaties
voorstellen op de thema's, die zijn op
drachtgevers hem lieten uitwerken.
De kerkmeesters Conrad Slindewater en
Herman Berner ontwikkelden de plannen
voor de Librije. Van meet af aan was het de
bedoeling dat de Librije een openbare
bibliotheek zou moeten zijn. Voor die tijd
een noviteit. Niet alleen geestelijken kon
den de boeken lezen, ook voor de 'gewone'
Zutphenaar zouden de dure folianten ter in
zage liggen; vandaar de strenge beveiliging.
Niet alleen werden de boeken aan kettin
gen gelegd, maar ook de Salvator hield met
een opgeheven vinger de bezoekers bij de
les: 'Laat u door al deze boekenwijsheid
niet afleiden, Ik ben het: de weg, de waar
heid en het leven!'
De Salvator was het eerste beeld dat bezoe
kers zagen als ze de Librije binnenkwamen
aan de zuidzijde van de koortrans. In 1706
is die ingang dichtgemetseld om plaats te
maken voor het grote barokke praalgraf
voor Everhard van Heeckeren en zijn echt
genote Marta Torek. De ingang werd naar
rechts verplaatst tegenover de Walburgapi-
laar. Door die verandering is het beeld gro
tendeels ontdaan van zijn oorspronkelijke
zeggingskracht.
6 RAZ, Inventaris van de archieven van de gilden binnen de stad Zutphen 1377-1 797, inv.nr. 73
ZUTPHEN