Doe-school Van der Wielen is geïnspireerd door het dal tononderwijs, en zou het liefst van zijn school een 'doe-school' maken. Enthousiast keert hij terug van een bezoek aan de Dal- ton-hbs te 's-Gravenhage, alwaar het na tuurkundeonderwijs voor een groot deel be stond uit leerlingenproeven die door de leerlingen zelf in elkaar waren gezet, uitge werkt en beschreven. Het oude 'al doende leert men' spreekt hem enorm aan. Hij gaat verder: Uitgebreide toepassing hiervan (zelf iets aanpakken en uitwerken) maakt een eind aan de verkeerde toestand dat de kinderen zich op school vervelen of het vermaak zelf organiseren en dit moeten bekoopen met overdreven hoeveelheden huiswerk. In de praktische toepassing ziet men vaklocalen verschijnendie het domein van den leeraar zijn, waar hij zijn eigen sfeer schept en waar de kinderen niet alleen op de nauwkeurig afgemeten rooster uren aanwezig zijn, maar ook daarbuitenom een achterstand in te halen of een uitgesproken belangstelling zelfstandig of onder leiding te bevredigen. In dezelfde richting moet nu ook de oplos sing gevonden worden van dat andere fu neste verschijnsel: het zitten blijven. De ar me jongen met een heldere wiskundekop en een goed inzicht in de natuurkunde wordt tegenwoordig gedwongen een heel jaar met zijn wiskunde en natuurkunde stil te staan omdat hij wat Latijn en wat En- gelsch moet inhalen. Dagelijkse werkelijkheid De idealen van de rector stonden in schril contrast met de dagelijkse werkelijkheid in die eerste jaren na de oorlog. De behuizing was allesbehalve optimaal; vooral de hbs had het zwaar te verduren. De tegelijk met Van der Wielen benoemde directeur van de hbs, H.J. Govers (1904-2004), beschreef ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de hbs in 1964 de situatie als volgt: Het was zomer 1946 toen ik in Zutphen kwam om mijn functie te aanvaarden. Zut phen was ernstig beschadigd en om er te komen moest men een gammel spoortrein- tje in de Hoven verlaten om via een paar loopplanken over de gedeeltelijk vernielde Ijsselbrug in de stad te komen. Ook het ou de gebouw aan de Waterstraat was geha vend en daarom was de h.b.s. tijdelijkon dergebracht in het gebouw van de lagere school aan de Tademasingel. ik werkte daar in een omgeving die vergeleken met het tegenwoordige schoolgebouw van een haast onvoorstelbare primitiviteit was. Zo was bijvoorbeeld beneden in één lokaal - waar bovendien de conciërge en de amanu ensis huisden - het instrumentarium voor natuurkunde, scheikunde en biologie opge slagen zodat het veel leek op een pakhuis; de aangrenzende lokalen ontleenden alleen aan dit feit hun benaming vaklokalenook de leerlingen van het Stedelijk Gymnasium kregen hier les in deze vakken. Op de bo venverdieping was een kamer, die zowel les lokaal, docentenkamer, administratiekamer als directeurskamer was. Later werd de situ atie iets beter, omdat een voormalig kolen hok als directeurskamer werd ingericht; dat wil zeggen: er werden een tafel en een stoel neergezet, zodat men er tenminste alleen kon zitten werken, zij het dan ook zonder verwarming. Primitief ingericht In het gebouw van het Stedelijk Gymnasium aan de 's-Gravenhof was de werksituatie duidelijk beter dan die in het noodgebouw van de hbs. Het gebouw uit 1882 was wel iswaar speciaal voor het gymnasium ont worpen, maar was inmiddels sterk verou derd. Vaklokalen waren er niet en de leslo kalen waren primitief ingericht. Er werd met kolenkachels gestookt, maar wel met de no dige beperking. Op 11 oktober 1946 kreeg de rector toestemming van het college van burgemeester en wethouders te stoken 'in- ZUTPHEN

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2011 | | pagina 21