De Koloniale Reserve De Koloniale Reserve werd in 1890 opgericht om de verliezen van het Oost-Indische Leger aan te vullen. Het nieuwe legeronderdeel werd betaald door het Departement van Koloniën, maar militair geleid door het Departement van Oorlog. Voorheen verzorgde het Koloniale Werfdepot in Harderwijk de rekrutering. Vooral veel buitenlanders vonden de weg naar Harderwijk, het gootgat van Europa. In de loop van de 19de eeuw liep het aantal rekruten sterk terug. Daarbij had Nederland soldaten voor Indië hard nodig. De Atjehoorlog duurde maar voort en de verliezen waren groot. Centrale opvang van uit Indië terugkerende soldaten - vaak gewond of ziek - was een van de taken van de Koloniale Reserve. Op verlof in Nederland, al dan niet aan het eind van hun dienstverband, raakten de kolonialen niet zelden aan lagerwal - een maatschappelijk ongewenste situatie waarvoor velen de regering verantwoordelijk hielden. Door deze soldaten tot de afloop van hun contract te kazerneren en te verzorgen, sloeg de regering twee vliegen in één klap. Het afglijden van kolonialen werd voorkomen en tevens ontstond zo een reserve van ervaren koloniale soldaten, waaruit aanvulling voor het Oost-Indische Leger geput kon worden. Kolonialen wier contract nog doorliep, werden na afloop van hun verlof opnieuw naar de Oost gestuurd, anderen konden bijtekenen. knapbeurt nodig. Zo werd het gebouw voorzien van een ziekenzaal, een badin richting, straflokalen en - nieuw voor die tijd - zeven urinoirs met waterspoeling2. De eerste kolonialen arriveerden op 20 ok tober 1890. Tijdens een korte plechtigheid namen majoor J.F.D. Bruinsma en zijn staf de kazerne over van de Zutphense garni zoenscommandant. Het detachement van vijf officieren en 36 onderofficieren vormde het vaste personeel van de compagnie re convalescente kolonialen die hier gelegerd zou worden. Reconvalescenten waren - vaak langdurig - herstellenden van ziekte of verwonding opgelopen tijdens de dienst in de Oost. Na herstel werden ze overgeplaatst naar de validencompagnieën in Nijmegen. Op 11 maart 1891 kreeg de reconvalescen tencompagnie het nieuwe onderscheidings teken van de Koloniale Reserve uitgereikt: een hoorn in goud, die op de linkermouw van het uniform werd gedragen. Behalve veel militaire autoriteiten waren ook de bur gemeester, wethouders en de voltallige ge meenteraad van Zutphen bij de ceremonie 2 Jaarverslag Gemeente Zutphen (JGZ) 1890. 3 Zutphensche Courant (ZC) 12 maart 1891 aanwezig. De kazerne was voor die gele genheid versierd, en na afloop mocht het publiek de ruimtes bezichtigen. De Zutphensche Courant3 schreef: Deze reconvalescenten-kazernewelke zon der twijfel tot de best ingerichte van ons land mag worden gerekendzal, naar wij hopen, nog langen tijd een sieraad van on zen stad blijven... en voegde daar hoopvol aan toe ...terwijl men mag vertrouwen dat haar be woners zich steeds zulk een schoon ge bouw zullen waardig tonen. Toen in december 1894 de militaire expedi tie op Lombok beëindigd werd, keerden grote aantallen kolonialen terug naar Ne derland. Zieken en gewonden werden voor herstel naar Zutphen gezonden. Al gauw puilde de Waliënkazerne uit. Er moest ijlings naar extra huisvesting worden omge zien. Het gemeentebestuur had niets anders te bieden dan de oude, in zeer slechte staat verkerende kazerne 'Latijnsche School' in ZUTPHEN

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2011 | | pagina 12