AAFJE H. GROUSTRA Dit is het laatste deel van een drieluik over middeleeuwse belastingheffingen. Deze bijdrage gaat over de accijns op bier. Deel I, over de accijns op gruit, verscheen in Zutphen 4-2010 en deel II, over de accijns op hop, verscheen in Zutphen 1-2011. Bier was in de late middeleeuwen de volksdrank bij uitstek geworden. Vermoedelijk heeft men gemerkt dat bierdrinkers minder kans hadden op ziekten dan waterdrinkers. Het brouwproces houdt in dat water gekookt wordt. De essentie van het bier brouwen bestaat uit de omzetting van zetmeel uit granen in suikers, die na gisting in een drank veranderen met een zeker alcoholpercentage. Het bier brouwen ging als volgt: Het graan werd in grote stenen bakken in water gelegd, zodat het ging ontkiemen. Na enkele dagen werd dit proces stopgezet. Dat kon gebeuren door het ontkiemde graan te drogen op speciale zolders, den- nings genoemd. Diverse steden stelden aan de brouwers de eis dat er een minimale op pervlakte van vijf roeden zolderruimte be schikbaar moest zijn om het ontkiemde graan, moutte kunnen drogen. Wilde de brouwer het verkregen mout langer bewa ren, dan werd het op een eest gelegd om te roosteren. Die bestond uit een raster van wilgentenen, waaronder een matig vuur brandde. De smaak van het bier werd door het roosteren voller en de kleur van het bier werd donkerder. Mout Anders dan velen denken is het mouten een duidelijk onderscheidbaar proces bin nen de bierbereiding. Mout is een halffabri- caat; dat is het nu nog. Brouwers betrekken mout van een mouterij. Als men beseft dat een eenvoudige brouwerij doorgaans is vergeven van gisten (en meer), is het begrij pelijk dat ook in de middeleeuwen brou wers mout veelal van anderen betrokken, namelijk van gruytsters. Van de mout werd beslag gemaakt door toevoeging van warm water. Een beslagkuip kon ongeveer twee duizend tot achtentwintighonderd liter be vatten. De kuip was vaak gemaakt van dennenhout met ijzeren duigen eromheen. Dat beslag was dus een mengsel van mout- suïkers, nog niet omgezet zetmeel, en en zymen die de hittebewerkingen hadden doorstaan. Om te zorgen dat zo veel mo gelijk zetmeel in suikers werd omgezet, moest de brouwer flink roeren. Daarna werd het beslag gefilterd door onder in de kuip, waar zich het aftappunt bevond, stro te leggen en de kraan open te zetten. Het residu van het brouwsel (bostel), dat in de kuip achterbleef, kon nog een tweede of derde keer worden gebruikt door er warm water overheen te gooien. De gefilterde vloeistof (wort) werd vervolgens naar de brouwketel overgebracht. Een brouwketel kon ruim vijfduizend liter bevatten. De brouwketel werd vervolgens verhit op een groot vuur, gestookt in een stevige onder bouw van metselwerk. Het wort werd gekookt, wat tot gevolg had dat - naar we nu weten - de werking van de enzymen definitief werd gestopt en de vloeistof werd gesteriliseerd. In deze fase van het ZUTPHEN Middeleeuwse belastingheffingen: gruit-, hop- en bieraccijns (ISI)

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2011 | | pagina 7