Nieuwenhyis, theoloog en wetenschapper
Ruim twintig jaar was Nieuwenhuis ver
bonden aan de Leidse universiteit. In het
academiejaar 1833-1834 was hij rector
magnificus. Hij hield bij het neerleggen
van deze bijzondere functie een redevoe
ring over het omzigtig beoordeelen van
den strijd der beginselen in de gewigtigste
onderwerpen. Zijn aamborstigheid en af
nemende gezondheid noodzaakten hem,
hoewel hij gezien zijn leeftijd nog niet
aan emeritaat toe was, dit toch aan te vra
gen. Bij Koninklijk Besluit van 29 Maart
1843 werd het hem verleend. Hij ver
huisde met zijn gezin van Leiden naar
het buitengoed van een van zijn zonen;
daar kon hij zich in alle rust wijden aan
de wijsgerige bespiegelingen en aan de
letteren.
Hoewel hij was overgestapt naar het we
tenschappelijke werk, liet de kerk hem
niet los. Hij werd in 1816 benoemd als lid
van de Commissie voor de organisatie van
het Evangelisch-Luthers Kerkgenootschap
en was, vanaf de oprichting van de luther
se synode in 1819, synodelid. Van de Sy
nodale Commissie (synodebestuur) bleef
hij lid tot 1844.
Toen het Luthers Seminarium per konink
lijke goedkeuring van start mocht gaan,
was hij van 1825 tot 1846 curator. Van
1826 tot 1834 nam hij als buitengewoon
predikant bij de lutherse gemeente van
Leiden de dienst waar door twaalf predik
beurten per jaar te vervullen. Als predi
kant van Leiden bevestigde hij op 9
november 1828 de uit Zutphen komende
predikant H.J. Matthes, deze was in
Zutphen zijn opvolger.
Van 1826 tot zijn vertrek uit Leiden was hij
lid van de Plaatselijke Schoolcommissie.
Als geleerde genoot hij landelijk alge
mene achting. Verder was hij lid van
verscheidene genootschappen en maat
schappijen, waaronder sinds 1823 de
Maatschappij der Nederlandsche Letter
kunde te Leiden. 'Niet alleen 's mans Ne-
derduitsche prozastijl en welsprekende
voordragt gaven hem daarop allezins regt-
matige aanspraak; maar ook zelfs maakte
hij werk van de beoefening der dicht
kunst. Om niet te spreken van een versje,
reeds op 14-jarigen leeftijd door hem in
druk gegeven bij het eeuwgetijde der Lu-
thersche Gemeente te Alkmaar, in 1792,
noch ook van vele ongedrukte bij huise
lijke gelegenheden vervaardigde verzen,
is van hem een gedicht, getiteld Het
Noodlot, opgenomen.'8
Bij Thieme in Zutphen verscheen in 1 820
het Algemeen Woordenboek van Kunsten
en Wetenschappen, waarin enkele artike
len van de Deventer hoogleraar waren
opgenomen. Verder schreef hij over het
onweer, de geschiedenis der bespiege
lende wijsbegeerte in relatie tot de ge
schiedenis van de menselijke geest en
kwam er een redevoering van hem op de
markt getiteld Het verband der Wiskunde
met eene beschaafde opvoedingen ging
het verder vooral over de wijsbegeerte of
de wiskunde.
Jacob Nieuwenhuis was de vader van
Ferdinand Jacobus Domela Nieuwen
huis, óók luthers predikant. Hij werd
kerkelijk hoogleraar aan het Luthers Se
minarium te Amsterdam. Diens zoon is
bij ons beter bekend als 'de' Domela
Nieuwenhuis, die van predikant (lutherse
gemeente Harlingen) anarchist werd.
Maar dat is een andere tijd en een ander
verhaal.
En de naam? Die werd opnieuw gewij
zigd. Een jongere generatie staat te boek
als Domela Nieuwenhuis Nyegaard.
8 De Schouwburg, 1807, n° 8
54 ZUTPHEN