gehouden. Als deze was uitgebrand, kreeg de hoogstbiedende de pacht toegewezen. De bie ders werden tijdens de zittingen door de stad onthaald op wijn en bier.14 De eenmaal vastgestelde pachtsom werd in de rekening van de onderrentmeester opgeno men. De gegadigde betaalde de overeengeko men som geld. Hij moest daarvoor wel bor gen opgeven. In bijvoorbeeld 1447 werd de brouwaccijns verpacht aan Alphart Yseren voor 1.675 pond, waarvoor zijn zoon Andries borg stond. Andries Yseren stond in hetzelfde jaar borg voor de Hamburgerbieraccijns, die gepacht was door Henrick Kaelsack voor 610 pond en bovendien voor de pachter van de wijnaccijns, Werner Tolner, voor 908 pond. Andries Yseren was dus een vermogende bur ger van Zutphen. Uit de stadsrekeningen blijkt echter niet of de pachter het bedrag in termij nen mocht betalen, zoals in Arnhem. De Arn hemse koper mocht de pachtsom over dertien termijnen uitstrijken.15 Bier-, tap- en importaccijns Vanaf de dertiende eeuw bestonden er in Zut phen verscheidene gilden. Wanneer precies de diverse ambachten, als een aaneengesloten beroepsgroep, naar buiten traden, is niet met zekerheid bekend. In de loop der tijden zijn originele brieven, maar ook afschriften met pri vileges en keuren voor de ambachten van Zut phen, verloren gegaan. De gilden werden bij artikel 53 van de Staatsregeling van 1798 op geheven. Zij werden verplicht hun archie ven bij het stadsbestuur te deponeren. Sommi ge gilden weigerden hun bescheiden in te leveren.16 De stadsarchivaris j. Gimberg merk te terecht op dat het tijdstip van het bestaan van de Zutphense gilden niet afhankelijk moet worden gesteld van de overgeleverde gilde- brieven.17 Een aantal ambachten zal ongetwij feld al veel langer als beroepsgroep hebben bestaan, zoals de bierbrouwers. Al in de dertiende eeuw werd er bier gebrou wen in Zutphen. In 1287 verscheepten Zut phense brouwers bier naar Dordrecht. Bete kende dit dat er een bloeiende Zutphense bier industrie bestond, dan wel dat de Zutphense brouwers kwaliteitsbier leverden? Invoer van importbier, vanaf 1376 in de bronnen te vin den, werd maar beperkt toegestaan en was bo vendien aan enkele burgers voorbehouden. Bierbrouwen buiten de stadsvrijheid, zoals in Warnsveld, werd in hetzelfde jaar verboden. De Zutphense overheid had er tenslotte baat bij om de eigen markt te beschermen. De be lastingen op het bier vormden een belangrijke bron van inkomsten.18 In Zutphen werd hoofdzakelijk voor de lokale markt geproduceerd. Het bier werd verkocht aan particulieren, taveernen en herbergen, in dorpen rondom de stad en een deel van de Ve- Iuwe en aan schepen. De Zutphense brouwers ondervonden net als hun beroepsgenoten in andere Gelderse steden hinderlijke concurren tie van de talrijke clandestiene brouwerijtjes op het platteland. De Gelderse hertog kreeg dan ook geregeld klachten van de steden over deze praktijken. In 1434 gaf hertog Arnold toe stemming aan vijf Veluwse dorpen, Brummen, Hall, Beekbergen, Twello, Wilp en Voorst, om hun bier accijnsvrij uit Zutphen te halen. In 1435 stond de hertog Zutphen toe om het in 14 Zie W. Jappe Alberts, 'Bijdrage tot de geschiedenis der accijnzen te Arnhem' p. 346; Kuppers Van Schaïk, Levensstandaardp. 28. 15 Alberts, 'Bijdrage tot de geschiedenis der accijnzen te Arnhem', p. 346. 16 W.E. Smelt, Het Oud-Archief van de gemeente Zutphen, eerste stuk, Inleiding en Inventaris (Utrecht 1941) p. 207. 17 J. Gimberg, 'Zutphense gildebrieven uit de Middeleeuwen', in: Bijdragen en mededelingen Gelre, deel VII (1904), p. 343. 18 J. Gimberg, 'Handel en nijverheid te Zutphen in de Middeleeuwen', in: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel XXV (1922), pp. 16-17; Pijnacker Hordijk, Rechtsbronnen voor de stad Zutphen, pp. 91-93. ZUTPHEN 15

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2011 | | pagina 15