p
Oorsprong en gebruik van hop
De toepassing van hop (zie de afb. links) voor het kruiden van bier was al
in de oudheid bekend. Babyloniërs brouwden een mengsel van granen
waaraan een kruid was toegevoegd, dat volgens de beschrijvingen, leek
op hop. Tijdens hun Babylonische ballingschap (586-539) zouden de Jo
den het kruiden van bier met hop hebben geleerd. Hop kwam dus in het
Midden-Oosten voor. In Egypte groeide de plant overvloedig, en werd
daar bij de bereiding van bier gebruikt. De Grieken hebben het bierbrou-
wen van de Egyptenaren geleerd en de Romeinen op hun beurt van de
Grieken. Het is mogelijk dat de plant via deze volkeren naar West-Europa is verspreid. De eer
ste vermeldingen dat het kruid in Frankrijk en Spanje werd verbouwd en gebruikt, dateren ech
ter uit de achtste eeuw. In 758 schonk koning Pepijn (714-768) van Frankrijk aan de kerk van
Saint-Denis (Parijs) een bosrijke streek met dorpen, waarin zich hoptuinen bevonden. Andere
vermeldingen zijn te vinden in de negende-eeuwse annalen van Beierse kloosters.5
De hopbrouwerij bereikte ons land aan het begin van de veertiende eeuw, nadat Noord-Duitse
steden waren voorgegaan. In Hamburg werd rond 1300 een nieuw soort bier op de markt ge
bracht, waaraan hop was toegevoegd. De receptuur was weliswaar ontleend aan die van de
stad Bremen, maar door de Hamburgse manier van hop toevoegen werd het bier langer houd
baar. De Hamburgers bewaakten angstvallig het geheim van hun recept. Het hopbier kon over
langere afstanden worden verscheept. In snel tempo veroverde het Hamburgse bier de Neder
landen, Frankrijk en Engeland.
Vermeldingen van hopteelt in de Nederlanden treffen we in de veertiende eeuw al aan in Kam
pen, Gouda, Breda en in het Land van Heusden.6 In de vijftiende eeuw werd er rondom Schoon
hoven, Oegstgeest en Rijnsburg, maar ook in Drenthe en de Bommelerwaard, volop hop ge
teeld. In deze zelfde eeuw werd hop zelfs via Bergen op Zoom naar Engeland geëxporteerd.7
De inning van de accijns
Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat
de hopaccijns een belasting was op de pro
ductie van bier. Bij de bestudering van de
Zutphense stadsrekeningen valt op dat de
term hoppencyse tot het boekjaar 1443
1444 gangbaar was. In 1445 schreef de on
derrentmeester voor het eerst de term brou-
wecyse in zijn rekening, daarmee doelend
op de hoppencyse
In 1381 werd de hop- of brouwaccijns ver
pacht voor 295 schilden. Drie jaar later ver
pachtte de stad de accijns voor 350 pond.
Deze twee inkomstenposten rechtvaardigen
het vermoeden dat toen al geruime tijd hop
werd gebruikt bij het brouwen van bier in
Zutphen. Tien jaar later waren de inkomsten
van de hop- of brouwaccijns gestegen tot
725 pond. Het intensiever gebruik van de
hop ging gepaard met een forse verminde
ring van het traditionele kruidenmengsel, de
gruit. De stijging van de inkomsten uit de
hop- of brouwaccijns bleef aanhouden. In
1443 bijvoorbeeld ontving de onderrent
meester uit de verpachting een bedrag van
1.660 pond. Tot 1450 verpachtte de stad de
hop- of brouwacccijns aan particuliere per
sonen. In de jaren daarna werd een stedelijk
5 Doorman, De middeleeuwse brouwerij, pp. 39-40.
6 Doorman, De middeleeuwse brouwerij, p. 76. Bijlage I: In Kampen huurden twee vrouwen de ver
koop van hop, die groeide op het St.-Nicolaasbroek in 1325.
7 Idem, p. 41
8 Wartena, Stadsrekeningen, dl. Ill, pp. 588 en 649.
ZUTPHEN