AAFJE H. GROUSTRA Dit is deel II van een drieluik over middeleeuwse belastingheffingen. Deze bijdrage gaat over de accijns op hopDeel I, over de accijns op gruit, verscheen in Zutphen 4-2010. Deel lib over de bieraccijns,zal verschijnen in Zutphen 2-2011. In de stad Zutphen werden verscheidene belastingen geheven op de volksdrank bier. Ten eerste, zoals al in deel I besproken, op het kruidenmengsel gruit. Ten tweede betaalde men voor het gebruik van hop. De hopaccijns viel in de tweede helft van de veertiende eeuw onder de verantwoordelijkheid van de Zutphense gruitmeesters. In de rentmeestersrekening van 1372 lezen we over den hoppencys den gruitmeisterenS De toevoeging dat de hopac cijns door de gruitmeesters is geïnd, is echter bij gebrek aan gruitmeestersrekeningen moei lijk meer te controleren. We kunnen dus niet nagaan hoeveel belasting er toen op betaald werd. In de stad Geldern, die in de vijftiende eeuw nog bij het hertogdom Gelre hoorde, betaalden de brouwers op gruit accijns, zoals uit de stadsrekening van 1397 blijkt.2 Kondichboek Het stadsbestuur van Zutphen tekende tus sen 1357 en 1388 voor het eerst zijn rechts bronnen op in het Kondichboek. In dit boek met gedrags- en verbodsregels werden de in woners van de stad normen en waarden op gelegd, die nu nog de moeite waard zijn om te bestuderen. In 1376 verpachtte het stadsbestuur zijn accijnzen in alzulker manier als hierna be schreven staen. Onder het kopje hoppenbie- re werd bepaald dat de brouwers eerst toe stemming moesten vragen aan de gruitmees ters alvorens het vuur onder hun ketels te kunnen aansteken. Met de simpele medede ling 'ick wil brouwen' namen de gruitmees ters blijkbaar genoegen. De gruitmeesters controleerden vervolgens de kwaliteit van de drank. De accijnsheer (pachter van de hopaccijns) controleerde de hoeveelheid gebrouwen bier en bepaalde het bedrag van de accijns. Die moest binnen acht dagen worden betaald. Daarna mocht het bier worden verkocht.3 Op elk vat gebrouwen hopbier werd een accijns van vier Vlaamse groten geheven. Behalve de brouwers mochten ook particulieren de drank aan huis maken, op voorwaarde dat het bier thuis werd gedronken. De belasting bedroeg dan twee Vlaamse groten. Datzelfde betaal den schippers die naar zee voeren met va ten hopbier, op voorwaarde dat de eigen be manning het bier dronk, en dat er niet meer dan acht vaten met het lage belastingtarief werden meegenomen.4 1 R. Wartena, De stadsrekeningen van Zutphen 1364-1445-46, dl. I, p. 2. 2 Kuppers, Die Stadtrechnungen von Geldern 1386-1423, p. 80; G. Doorman, De middeleeuwse brou werij en de gruit ('s-G raven hage 1955) p. 76. 3 C. Pijnacker Hordijk, Rechtsbronnen der stad Zutphen van het begin der 14e tot de tweede helft der 16e eeuw ('s-G raven hage 1881) p. 31. 4 Idem, pp. 91-92; W. Kuppers, Een stad in stagnatie (Nijmegen 1979-1980) p. 63. 12 ZUTPHEN Middeleeuwse belastingheffingen: gruit-, hop- en bieraceijflis (II)

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2011 | | pagina 12