Dijckmeester, Lijsen, Schillemans, Volkersz, Rees ink, maar liefst vier dominees: Drijber, Faber, Van Paassen en Swaan (uit Wichmond), en verder J.F. Langenberg en dr. v.d. Hoeven.21 Ondanks dit zware comi té en de wervende tekst was de respons kennelijk gering, want in de volgende maanden wordt in de krant niets vermeld over de komst van een groep (protestantse) kinderen naar Zutphen. Er was uiteraard ook een socialistische zuil. J.A. Paap was de secretaris van het plaatse lijk comité. Op 8 oktober 1921 kwamen via deze zuil Weense arbeiderskinderen naar Zutphen. Het beëindigen van de hulp verlening via de Nederlandse vakverenigin gen in 1922 ging gepaard met een fraai staaltje retoriek: 'Namens de Nederlanders verklaarde Sleefdat het voornaamste on derscheid tussen de proletarische en de burgerlijke hulpactie het klassenbewustzijn iswaardoor de Nederlandsche proletariërs de hulpverlening als een plicht opvatten terwijl de burgerlijken slechts aan een be delpartij gehoor geven.'22 Dat was klare taal en illustratief voor de grote politieke tegen stellingen in die tijd. Te sterke hechting In de periode 1919-1921 zijn er dus in elk geval zes groepen kinderen uit Wenen in Zutphen geweest. Deze kinderen logeerden veelal bij particulieren, onder hen ook echtparen zonder kinderen. Het afscheid, na een verblijf van enkele maanden, was niet altijd eenvoudig. AI op 4 april 1920 werd in een artikel in de Zutphensche Cou rant gewaarschuwd voor een te sterke hechting van gastouders aan de kinderen die tijdelijk bij hen woonden. Desondanks zijn incidenteel wel kinderen hier geble ven. Zo heeft bijvoorbeeld het wegenbouw bedrijf Dostal uit Vorden Weense wortels, en Franz Jozef Müller (afb. 3) is bij de fami lie Dellemijn in Zutphen gebleven. Naast de talrijke vermeldingen in de krant van de aankomst van treinen met kinderen uit Oostenrijk, is er één krantenbericht waarin sprake is van de aankomst van op geschoten jongens en meisjes uit Wenen.23 Mogelijk behoorden de twee Oostenrijkse meisjes die in 1923 lid waren van het feest comité in de Barlheze tot deze groep.24 Door een toenemend gebrek aan gastou dergezinnen, de geleidelijke verbetering van de situatie in Oostenrijk en de verslechterde economische situatie in Nederland stagneerde de hulpactie in de loop van 1922 grotendeels, en in 1923 werd het steuncomité voor Weense kinde ren opgeheven.25 Terwijl Oostenrijk langzaam opkrabbelde, verslechterde de situatie in Duitsland en Hongarije. Kennelijk kon er voor groepen kinderen uit deze landen nog wel onderdak in Nederland gevonden worden, want van af medio 1921 wordt de komst van treinen met kinderen uit deze landen frequent ge meld in de Zutphensche Courant. Voorals nog werden er echter geen kinderen in Zut phen ondergebracht, maar werd hier vol staan met collectes voor de noodlijdenden in Duitsland.26 Er kwam weer een comité van aanbeveling, bestaande uit enkele gewichtige plaatsgenoten met uiteraard mevr. Dijckmeester weer als nummer één, waarna padvinders met collectebussen op pad gingen. In juli 1923 wordt voor het eerst in de krant gemeld dat er weer kinderen uit Duitsland in Zutphen verbleven.27 Het betrof enkele kinderen uit de gemeente van de Duitse pastor Werner, die voor de Chr. Nat. Werk mansbond een voordracht kwam houden over de nood in Duitsland. In november van dat jaar werd een plaatse lijk comité opgericht voor de opvang van Duitse kinderen in Zutphen voor een ZUTPHEN

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2010 | | pagina 9