Mr. L.Ed. Lenting en het dagbladzegel Lenting was een man met vooruitstrevend- liberale opvattingen in de geest van Thorbec- ke. In 1868 was hij voor het kiesdistrict Zutphen in de Tweede Kamer gekozen. Het ADV was verguld met Lentings verkiezing, en stuurde hem vanuit het verre Rotterdam felicitaties.4 Enige tijd later trad Lenting toe tot het landelijke hoofdbestuur van het verbond.5 Een jaar na Lentings beëdiging begon de be handeling van het wetsontwerp van de libe rale minister van Financiën Van Bosse om het dagbladzegel af te schaffen. Om de schatkist op peil te houden zou tegelijkertijd de ac cijns op gedestilleerd verhoogd worden. Lenting liet zich de gelegenheid niet ontne men zich in het debat te mengen. Hij kende Van Bosse goed, en karakteriseerde hem als 'een man van groote ambitie en werkzaam heid, niet altijd even nauwgezet wat zijn politieke richting betreft, doorkneed in finan- ciezaken, zonder een man van nieuwe idee- en te zijn, niet altijd meester van zichzelven in het politieke debat/6 In zijn rede7 op 12 maart 1869 bracht Lenting naast financieel-economische vooral ideële overwegingen naar voren, zoals: Tegen over het onvrijzinnige beginsel om aan de pers zooveel mogelijk beletselen in den weg te leggen en den publieken geest te verhinde ren zich te openbaren, is het, dunkt mij, een vrijzinnig beginsel den band, die door de ze gelwet op de pers is gelegd, op te heffen Even verder benadrukte hij dat afschaffing van het dagbladzegel een positief effect zou heb ben op de ontwikkeling van de 'eenvoudige burgerman, de kleinhandelaar en de am bachtsman', waardoor fabriek en werkplaats zouden profiteren, niet van dommekracht, maar juist van ontwikkeling en intelligentie. Vóór afschaffing van het dagbladzegel stem den tenslotte 41 Kamerleden, 31 waren tegen. De accijnsverhoging voor gedestilleerd werd met een veel ruimere meerderheid aangeno men: 56 tegen 15. De Zutphensche Courant publiceerde de uitslagen in zijn editie van woensdag 17 maart 1869, waarbij alle voor- en tegenstemmers met name werden vermeld. Enkele weken later ging ook de Eerste Kamer akkoord met het wetsvoorstel. De nieuwe wet ging per 1 juli 1869 in. Vanaf dat mo ment waren kranten helemaal vrij van zegel belasting. Ook het advertentiezegel was af geschaft. Het Anti-Dagbladzegel-Verbond had zijn doel bereikt, en hief zich op 19 juni van dat jaar op.8 Mr. L.Ed. Lenting en de Zutphensche Courant Een pikante bijkomstigheid was dat Lenting, toen hij zijn rede in de Tweede Kamer af stak, niet alléén politieke en ideële motie ven had om het dagbladzegel af te schaffen; er waren ook persoonlijke belangen in het spel. Hij stond namelijk op het punt mede eigenaar te worden van de Zutphensche Couranti Eind 1868 was Lenting benaderd door de zaakwaarnemer van de weduwe Thieme. Zij was van plan de Zutphensche Courant te verkopen, en had al een aantrek kelijk bod ontvangen van de conservatieve partij. Onmiddellijk mobiliseerde Lenting een aantal liberale geestverwanten, die na de nodige overreding bereid bleken geld in de krant te steken, zodat die behouden zou blijven voor de liberale richting.9 Vijftien Zutphenaren kochten elk een aandeel van 500. Onder hen waren Lenting zelf, de al eerder genoemde notaris Nijman, verder onder anderen Jacob Dam, David Evekink en Hendrik Ketjen. C. Schillemans, die de krant drukte, kocht twee aandelen; de ove rige vijftien aandelen bleven in handen van zoon Willem Thieme te Soerabaja. De maat schap ging op 1 april 1869 van start, drie weken na Lentings rede in de Tweede Kamer.10 Pekelharing werd aangesteld als redacteur. Hij wist de Zutphensche Courant uit te tillen boven het niveau van lokaal nieuws- en advertentieblad. ZUTPHEN

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 2010 | | pagina 15